Engelen brengen nood van geaborteerde kinderen bij hun Schepper
In dit artikel:
Op de slotdag van de Week van het Leven trekken veel christenen naar Den Haag om mee te lopen in de jaarlijkse Mars voor het Leven, een betoging die vooral in stilte plaatsvindt en bedoeld is als een indringend, bijna woordeloos protest tegen abortus. De auteur, een christelijk-gereformeerd emeritus predikant, schetst de motivatie achter die deelneming: het verlangen te wijzen op het kwetsbare ongeboren leven, dat hij als gave van de Schepper ziet en waarvan hij zegt dat het in onze samenleving allerminst veilig is.
Met pijnlijke beelden beschrijft hij het dagelijkse lot van vele foetussen — naar eigen zeggen “honderden” per dag — en stelt schrijnende retorische vragen over Gods betrokkenheid en rechtvaardigheid. Uit biddende bijbeloverdenking haalt hij echter troost: het menselijke leven wordt al van het begin gekend door God (verwijzing naar Psalm 139) en Jezus’ houding tegenover kinderen toont dat ook zij niet vergeten zijn. De schrijver benadrukt dat engelen volgens het Nieuwe Testament voortdurend voor de kinderen pleiten bij God, en hij citeert protestantse bronnen (onder meer Spurgeon) om de hoop uit te spreken dat jong gestorven kinderen deel krijgen aan de eeuwige rust en uitverkiezing.
Kortom: de Mars is zowel publieke klacht als gebed — een stille schreeuw om bescherming van ongeboren leven, gestoeld op bijbelse overtuigingen dat God de kleinsten niet over het hoofd ziet. De auteur roept daarmee christenen op niet met dit grote kwaad te blijven zwijgen.