Email Exchange with LUMC: Questions, Evasions, and Incompetent Communication
In dit artikel:
Kort na de publicatie van zijn interview met de Israëlische arts Dr. Amit Frenkel vroeg onderzoeksjournalist Bart Nijman het LUMC per e‑mail om een foto uit het artikel te verwijderen. Die foto toonde twee pro‑Palestijnse activisten die eerder een herdenkingsbijeenkomst in het ziekenhuis hadden georganiseerd. In plaats van alleen op dat verwijderingsverzoek in te gaan, gebruikte Nijman de gelegenheid om het LUMC uitgebreid te bevragen over de weigering om Frenkel een lezing te laten geven — en over de wijze waarop het ziekenhuis omgaat met activisme, privacy en representativiteit binnen de eigen muren.
Nijman stelt dat de bijeenkomst in kwestie niet louter een ingetogen memorial was maar een politiek getinte samenkomst, waar volgens hem onder meer werd opgeroepen tot boycots van Israëlische instellingen. Hij zegt dit te kunnen onderbouwen met foto’s en audiomateriaal. LUMC‑woordvoerster Nicole de Haan bestempelde het evenement als een interne herdenking en verzocht om verwijdering van de foto. Dat leidde tot een oplopend schriftelijk debat: Nijman stuurde een reeks directe vragen over waarom een Israëlische arts werd geweigerd, of het ziekenhuis onderscheid maakt tussen verschillende vormen van politieke uiting, en of Joodse of Israëlische medewerkers zich onveilig kunnen voelen.
Belangrijke punten uit de uitgewisselde e‑mails:
- Nijman vraagt expliciet waarop de afwijzing van Frenkel was gebaseerd: ging het om verwachte politieke lading of om zijn identiteit? Hij wijst erop dat Frenkel juist ervaring heeft met massale traumazorg en dat zijn kennis relevant kan zijn voor collega’s.
- Hij benoemt tegenstrijdigheden: het LUMC faciliteert herdenkingen met een duidelijke pro‑Palestijnse inslag, maar blokkeert tegelijkertijd een bezoek van een Israëlische arts. Nijman vraagt of het ziekenhuis niet zelf onevenwichtig optreedt.
- Nijman wijst op de publieke aard van de activistische bijeenkomsten: ze worden via Instagram en andere kanalen aangekondigd en gedocumenteerd, waardoor het verzoek om anonimiteit van de twee op de foto volgens hem vreemd is.
- Hij vraagt of LUMC ook optreedt tegen foto’s of campagnes die Israëlische of pro‑Israëli‑personeel zonder toestemming belichten of diskwalificeren, en of er ooit vergelijkbare herdenkingen voor Israëlische slachtoffers binnen het LUMC zijn geweest.
- Daarnaast vraagt hij naar mogelijke belangenverstrengeling: een lid van de raad van bestuur van het LUMC zit ook in het bestuur van het landelijke netwerk voor acute zorg, dat toezeggingen deed over behandeling van patiënten uit conflictgebieden. Hoe verhoudt die positie zich tot het verbod op Frenkel?
De Haan antwoordde snel maar volgens Nijman veelal vaag en ontwijkend; veel concrete vragen bleven onbeantwoord of werden slechts summier gekwalificeerd. Nijman stuurde daarop een uitgebreide opvolgemail met meer dan twintig specifieke vervolgvragen, onder meer over de feitelijke inhoud van de memo’s en bijeenkomsten, over ontmoetingen waarbij Israëlische sprekers eerder werden geweigerd en over het toelaatbare politieke profiel van woordvoerders en medewerkers (hij wees daarbij op een LinkedIn‑header van De Haan met een activistisch symbool).
Uiteindelijk verwijderde Nijman de foto niet en ervaart hij de communicatie van het LUMC als incompetent en ontwijkend. Hij concludeert dat de gang van zaken niet alleen een incident rond beeldmateriaal betreft, maar een breder vraagstuk raakt: waar ligt de grens tussen activisme en academische neutraliteit, hoe worden medewerkers met verschillende achtergronden beschermd tegen sociale druk, en hoe transparant zijn universitaire ziekenhuizen bij beslissingen over wie mag spreken binnen hun muren?
Contextueel wijst Nijman erop dat dit fenomeen niet alleen het LUMC betreft; meerdere Nederlandse universitaire medische centra worstelen met vergelijkbare spanningen rond pro‑Palestijnse acties, veiligheidsgevoelens van personeel en de waarborging van academische vrijheden. De zaak illustreert de kloof tussen activistische aanwezigheid binnen zorginstellingen en het beleid van bestuurders, en roept vragen op over consistentie, transparantie en bescherming van diversiteit binnen academische ziekenhuizen.