Elke cacaoboon is straks te traceren in Ivoorkust, maar lang niet alle telers weten dat. 'Wordt dit pasje verplicht?'
In dit artikel:
Kouame Koffi Antoine Nana, een 50‑jarige cacaoboer in Takikro aan de grens met Ghana, krijgt deze maand een klein pasje dat zijn leven als producent moet veranderen: naam, dorp, pasfoto en een QR‑code waarmee zijn zakken bonen traceerbaar worden tot in de haven. Het kaartje, onderdeel van een grootschalige registratieactie van de Conseil Café Cacao, is de eerste zichtbare stap van Ivoorkust richting een nieuwe Afrikaanse cacanorm (ARS‑1000) die bij de start van het nieuwe oogstseizoen ingaat. Die norm, ontwikkeld samen met buurland Ghana, moet zowel traceerbaarheid als op termijn duurzamere productie afdwingen.
De ARS‑1000 staat niet op zichzelf: hij sluit aan op de Europese anti‑ontbossingswetgeving (een uitvloeisel van de Green Deal) die eind dit jaar van kracht kan worden en importeurs verplicht aan te tonen dat hun cacao niet afkomstig is van land dat na december 2020 ontbost is, en dat relevante nationale wetten rond arbeid, land en mensenrechten zijn nageleefd. Voor Ivoorkust, met ongeveer 1,1 miljoen cacaoboeren en waarvan 60–70% van de oogst naar de EU gaat (veel via Nederland), zijn de inzet en risico’s enorm.
Praktische veranderingen zijn al merkbaar: alleen boeren met het pasje mogen straks nog cacaoverkopen en de betalingen gaan digitaal. Dat levert meteen knelpunten op: ongeveer 200.000 geregistreerde boeren (bijna 20%) hebben het pasje nog niet en in veel dorpen ontbreken banken of zelfs mobiel bereik. De autoriteiten koppelen pasjes aan mobiele betaalapps en lokale guichets, maar informatievoorziening en infrastructuur schieten op veel plekken tekort.
Daarnaast zijn er inhoudelijke en logistieke onzekerheden. Ivoorkust kaartte sinds 2019 plantages en boeren in met gps‑apparatuur, maar er ontbreken nauwkeurige nationale databanken met grenzen van beschermde bossen. Autoriteiten hebben delen bos ‘gedeclasseerd’ tot agrobossen om boeren te ontzien; of de EU die gebieden zal accepteren als legaal blijft onduidelijk. Ook is het lastig om te garanderen dat cacao uit beschermde gebieden niet wordt vermengd met reguliere bonen of via smokkelnesten uit buurlanden de keten binnenkomt — ngo’s troffen bijvoorbeeld plantages in nog ongerept Liberia die hun cacao op de Ivoriaanse markt brachten.
De invoering drukt ook op coöperaties en exporteurs: zij kampen met kosten en gebrek aan digitale capaciteit. Grote handelshuizen en verwerkers zoals Cargill en Barry Callebaut hebben deels eigen traceersystemen en pleiten soms voor het voortzetten daarvan. Satellietanalyses en strengere controles kunnen helpen, maar lokale spelers wijzen erop dat systemen in het begin niet perfect zullen zijn.
Kortom: Ivoorkust probeert in korte tijd kleine boeren, technologische infrastructuur, nationale regelgeving en internationale eisen op één lijn te krijgen. Doel is maatschappelijke en ecologische risico’s in de cacaoketen te beperken, maar de overgang kan arme boeren uitsluiten of de handel verstoren als onduidelijkheden en praktische gebreken niet snel worden opgelost.