EIB: 'Afschaffing hypotheekrenteaftrek betekent dat jongeren langer thuis wonen'
In dit artikel:
Het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) concludeert uit een doorrekening van verkiezingsprogramma’s dat het haalbaar is om snel 100.000 woningen per jaar te bouwen mits beleidsmakers de juiste keuzes maken. Volgens EIB-directeur Taco van Hoek zou het tempo van de woningbouw, als dat gedurende ongeveer vijf jaar wordt volgehouden, de actuele woningnood flink verminderen.
De analyse bekritiseert vooral de beeldvorming in het woondebat. Sommige partijen richten zich op langjarige oplossingen, zoals het idee van D66 om tien nieuwe steden te bouwen, maar zulke plannen leveren pas na tientallen jaren echt woningen op en vangen de huidige tekorten niet op. Praktische, kortere termijnmaatregelen — zoals hogere bouwdichtheid aan de randen van dorpen en steden en meer ruimte om duurdere (en daarmee doorstroombevorderende) woningen te realiseren — worden volgens het EIB onderschat of onbenut gelaten.
Het EIB wijst er verder op dat de rol van de overheid in de woningmarkt juist is toegenomen: strengere quoteringen bij nieuwbouw, betaalbaarheidseisen en uitgebreide milieu- en bouwregelgeving hebben de vrije huursector vrijwel doen verdwijnen. Het instituut waarschuwt dat verdere regulering deze sector nog verder kan uitkleden, terwijl juist een heropleving van vrije huurconstructies kan helpen bij de doorstroming.
Het Centraal Planbureau (CPB) krijgt kritiek omdat het bij doorrekeningen te veel nadruk legt op heffingen en subsidies en te weinig kijkt naar uitvoerbaarheid en beperkingen vanuit ruimtelijke ordening en milieuregelgeving. Van Hoek vindt het onvoldoende om daar met een korte kanttekening vanaf te zijn.
Rond de hypotheekrenteaftrek waarschuwt het EIB dat het afbouwen ervan starters niet helpt; het verlaagt juist de toegang tot de markt en kan de gemiddelde starterse leeftijd verhogen. Over migratie stelt het instituut dat veel gebruikte cijfers misleidend zijn: statushouders nemen naar rato weliswaar een klein deel van vrijkomende sociale huurwoningen, maar netto zijn zij en andere nieuwkomers goed voor een veel groter deel van de vraag — het EIB becijfert het netto-aandeel rond 25 procent — en migratie verklaart ruim de helft van de totale huishoudensgroei. Bovendien verschillen arbeidsmigranten en statushouders in gedrag: arbeidsmigranten delen vaker woonruimte en blijven soms korter.
Tot slot juicht het EIB de recente verhoging van de stikstofondergrens toe; volgens Van Hoek is het koppelen van bouwbeperkingen aan ‘krachtig natuurherstel’ onnodig en functioneert het soms als drukmiddel richting de landbouw. Kort: met minder ideologische beeldvorming en meer oog voor uitvoerbare, ruimtelijke en regelgevende knelpunten is snel en substantieel meer woningbouw mogelijk.