Een nieuw omroepbestel: Hilversum bleef vasthouden aan het eigenbelang, nu gaat de politiek het regelen
In dit artikel:
Hilversum heeft niet het gewenste draagvlak weten te smeden voor de geplande ingrijpende hervorming van het Nederlandse omroepstelsel; het besluit moet nu door de demissionaire minister Gouke Moes worden genomen. Wat begon als een kabinetspalet van Eppo Bruins om uiterlijk 1 januari 2029 de traditionele verenigingen hun formele rol in de publieke omroep te ontnemen, en de huidige dertien omroepen te concentreren in vier of vijf “mediahuizen”, strandt op interne tegenstellingen en behoudzucht.
Procesbegeleider Meindert Landsmeer kreeg van de Tweede Kamer de opdracht om vóór 1 oktober een consensus te vinden over de clustering. In zijn rapport — dat vrijdagavond aan de Kamer is gestuurd — staat dat de partijen onderling niet tot een eenduidig voorstel konden komen; elke omroep bleek in de praktijk over een vetorecht te beschikken. De onderhandelingen spitsten zich vooral toe op de vraag hoeveel nieuwe huizen er moeten komen (vijf, vier of zelfs drie) en welke omroepen samen zouden gaan. Sommige keuzes werden bemoeilijkt doordat NTR zich terugtrok uit het overleg en samengaan met de NOS prefereert, en omdat nieuwkomers als Zwart en Ongehoord Nederland buiten de huidige clustering zijn gehouden pending evaluatie.
Achter die strijd om combinaties schuilt een dieper probleem: veel omroepen zijn vooral gericht op het bewaren van hun eigen identiteit en ledenbasis. Grote organisaties zoals Omroep MAX, met honderden duizenden leden en geleid door Jan Slagter, verzetten zich tegen overname van personeel of autonomie binnen een omroephuis en leggen juridische barrières. Kleinere omroepen zoals Human zoeken samenwerking, maar liefst zodanig dat hun redactionele sturing en eigen missie overeind blijven — een voorbeeld is het aangekondigde “Huis van de Verdieping” van EO, VPRO en Human, dat vooral administratieve integratie beoogt terwijl programmainhoud grotendeels ongewijzigd blijft.
Die houding staat haaks op de meer principiële randvoorwaarden die Bruins aanvankelijk formuleerde: bij overgang naar een gesloten bestel hoort een verplichting tot bredere verankering in de samenleving. Omroepen zouden allianties moeten aangaan met maatschappelijke groepen en andereachterbannen gaan vertegenwoordigen, zodat “externe pluriformiteit” behouden blijft ondanks het beperken van toetreding en het wegvallen van ledenaantalstesten. Op het Mediapark lijkt dat idee echter te worden genegeerd of afgewezen; veel partijen geven de voorkeur aan efficiency, technische samenvoeging en behoud van eigen logo’s en zichtbaarheid boven programmatechnische of inhoudelijke heroriëntatie.
Minister Moes interpreteert het vastgelopen overleg niet als een mislukking maar als reden voor steviger politiek ingrijpen. Hij waarschuwt dat hervormingen ongemak en teleurstelling zullen veroorzaken, maar acht zichzelf als stelselverantwoordelijke verplicht het maatschappelijk belang van de publieke omroep te bewaken. Tegelijk speelt de timing: het besluit valt samen met het verkiezingsreces, waardoor politieke partijen terughoudend kunnen zijn met harde maatregelen. Ook is onzeker of de aangekondigde forse bezuiniging van €160 miljoen per 2027 wordt doorgezet; diverse partijen — GroenLinks-PvdA, CDA, en politieke traditie bij VVD en D66 — zijn kritisch over zulke grote kortingen.
Kortom: de technische reconstructie van het bestel ligt klaar, maar inhoudelijke consensus ontbreekt. Als de omroepen zelf het publieke belang en de externe pluriformiteit onvoldoende kunnen garanderen, wordt de oplossing door politiek-bestuurlijke interventie onvermijdelijk — met onduidelijke gevolgen voor programmering, redactionele onafhankelijkheid en de positie van bestaande ledenorganisaties.