Een modieus nationaal momentje op de Dam

dinsdag, 19 augustus 2025 (16:15) - Nijmans Nieuwsbriefje

In dit artikel:

Op de Dam spoot kunstenaar-activist Costas Vermeer met rode verf en de tekst "Never again is now" op het Nationaal Monument. Een agent greep aanvankelijk niet in, maar uiteindelijk pakten enkele handhavers/omstanders hem uit de menigte; na zijn vrijlating plaatste Vermeer een verklaring op Instagram waarin hij zijn daad motiveerde vanuit solidariteit met de Palestijnen. De columnist beschouwt die actie als vooral performatief: een jongeman die via modieuze protestvormen publieke aandacht zoekt, niet een inhoudelijke bijdrage levert aan de debatvoering.

De auteur corrigeert meteen een feitelijke onjuistheid in Vermeers verklaring: het Nationaal Monument herdenkt niet uitsluitend de Holocaust maar alle Nederlanders die tijdens de Tweede Wereldoorlog door oorlogshandelingen omkwamen. Het kunstwerk bevat figuren zoals een verzetsstrijder en een arbeider, urnen met zand van fusilladeplaatsen uit alle provinciën en Nederlands-Indië; de Jezusfiguur staat als symbool van lijden en opoffering, niet als representant van één specifieke groep. Tegen deze achtergrond ziet de columnist het bekladden als een onnodige aantasting van een gedenkplek die bedoeld is voor collectieve herinnering en rouw.

Vermeer zelf wordt neergezet als een habitué van opvallende acts: van homo-erotische kunst en expressieve foto’s op Instagram tot eerdere bekladdingen tijdens Pride en lawaaidemonstraties voor Palestina. Zijn Instagramverklaring wordt kritisch ontleed: de tekst zou extreem egocentrisch zijn (veelvuldig gebruik van 'ik'), en de verwijzing naar de Palestijnen beperkt. Daarmee typeert de columnist zijn optreden als aandachtzoekend spektakel in plaats van principieel protest.

Dat individuele optreden past in een bredere trend die de auteur omschrijft als de "Palestijnse zomermode" van 2025: breed gedragen, vaak ondiep meeleven op festivals, in de media en in culturele kringen. Als voorbeeld wordt de berichtgeving over Lowlands genoemd, waar artiesten routinematig "free Palestine" scandeerden en de krant daar uitvoerig en positief over berichtte. Ook Hans Laroes, voorzitter van Stichting Bevrijdingsfestivals Nederland, wordt bekritiseerd omdat hij de bekladding als "actueel en eigentijds protest" bestempelde en daarmee, volgens de columnist, een modieuze goedkeuring gaf aan het vandalisme. Laroes wordt deels geciteerd en deels aangehaald: hij stelde dat monumenten ook nu betekenis moeten hebben, maar de columnist vindt dat zijn goedkeuring van dit soort acties het principe van herdenken verzwakt.

De columnist trekt scherpe morele grenzen rond de context van Gaza: Hamas noemt hij onverenigbaar met idealen van vrede en tolerantie, en hij vindt dat de oorlogsdynamiek in Gaza niet zomaar gelijk te stellen is aan eerdere historisch-politieke verschrikkingen zoals de Holocaust. Ook waarschuwt hij dat het verheffen van Palestijnse pijn tot het dominante literaire en culturele narratief schadelijke gevolgen heeft voor de joodse minderheid in Nederland: intimidatie, uitsluiting en fysieke aanvallen worden genoemd als al bestaande zorgen.

Als tegengewicht haalt hij het standpunt van veteraan Roy Grinwis aan: wie monumenten bekladt, raakt niet de verantwoordelijken van oorlog maar nabestaanden en veteranen die hun doden herdenken. Grinwis: “Wie een monument bekladt, raakt niet de verantwoordelijken die oorlogen beginnen, maar de nabestaanden en veteranen die hun dierbaren herdachten.” Die formulering wordt door de columnist gepresenteerd als een constructiever en sterker argument dan het gemak waarmee sommige opinieleiders vandalisme als 'actueel protest' bestempelen.

De conclusie van de columnist is tweeledig: enerzijds is Vermeers daad juridisch en praktisch gering van impact (verf is afwasbaar; boete en schoonmaakkosten liggen voor de hand), anderzijds symbolisch problematisch. Het normaliseren of goedkeuren van dit soort performatieve acties voedt een cultuur waarin grote politieke kwesties worden geconsumeerd als modetrend, en waarin de grenzen tussen oprechte verontwaardiging en persoonsverheerlijking vervagen. De auteur waarschuwt dat die dynamiek niet alleen de inhoud van het debat verarmt, maar ook concrete nadelige gevolgen kan hebben voor kwetsbare groepen in de samenleving.