Een milieudiplomate, spoorwegbaas en politiechef : zo hoopt Frans premier Lecornu zijn regering doorstart te laten maken
In dit artikel:
De Franse premier Sébastien Lecornu stelt vandaag een kabinet van 34 ministers voor, samengesteld uit zowel vertrouwde gezichten als een reeks nieuwe technocraten en buitenstaanders. Lecornu, die twee weken geleden zijn ontslag aanbood na felle kritiek op zijn eerste ploeg, was vorige week door president Macron opnieuw benoemd. Met deze nieuwe samenstelling wil hij de politieke impasse doorbreken en stabiliteit terugbrengen in Parijs.
Een aantal belangrijke ministers uit de Macron-stal behoudt zijn post: Jean-Noël Barrot blijft minister van Buitenlandse Zaken en Gérald Darmanin houdt Justitie. Catherine Vautrin verlaat Arbeid en Gezondheid voor de portefeuille Strijdkrachten, de vroegere post van Lecornu zelf. Opvallend is ook de aanwezigheid van zes leden van Les Républicains (LR), hoewel die partij had verklaard niet te willen deelnemen aan de regering; hun aanstelling leidde meteen tot royement uit de partij. Tot die LR-ministers behoren onder meer cultuurminister Rachida Dati en de net benoemde minister van Wonen Vincent Jeanbrun.
Lecornu zet bewust in op deskundigheid: verschillende benoemingen komen uit de publieke sector of het maatschappelijk middenveld en niet uit traditionele politieke banen. Laurent Nuñez, voormalig hoofd van de Parijse politie en ex-coördinator van inlichtingendiensten en antiterreur, wordt minister van Binnenlandse Zaken. Zijn naam valt op gezien de politieke zwaarte van die post en zijn eerdere verdediging van politieoptreden tijdens de gele hesjes-periode.
Voor de ecologische transitie kiest Lecornu Monique Barbut, een ervaren figuur uit ngo- en milieudiplomatie met een achtergrond bij WWF en internationale klimaatopdrachten. Haar komst wordt verwelkomd door milieuorganisaties, maar krijgt kritiek vanuit radicaal-rechtse hoek over haar standpunt rondom kernenergie. Jean-Pierre Farandou, voormalig CEO van spoorbedrijf SNCF met goede relaties met vakbonden, wordt minister van Arbeid en Solidariteit en krijgt onder meer de lastige pensioenhervormingen onder zijn hoede. Edouard Geffray, eerder directeur-generaal van het onderwijs, neemt de onderwijsportefeuille over en volgt Elisabeth Borne op. Laurent Panifous, afkomstig uit de onafhankelijke Liot-fractie, wordt minister voor Relaties met het Parlement; zijn rol is bedoeld om bruggen te slaan tussen regering en een Assemblee zonder duidelijke meerderheid.
De nieuwe regering staat direct onder druk: het radicaal-rechtse Rassemblement National (RN) en radicaal-linkse La France Insoumise (LFI) kondigen moties van wantrouwen aan. Overleven hangt grotendeels af van steun van de Socialistische Partij (PS), die voorwaarden stelt—onder meer geen nieuwe pensioenhervorming, maatregelen voor koopkracht en een belofte om artikel 49.3 van de Grondwet niet te gebruiken. Artikel 49.3 maakt het mogelijk wetten zonder parlementaire stemming door te drukken, tenzij een motie van wantrouwen wordt aangenomen; ex-premier Elisabeth Borne maakte er meer dan twintigmaal gebruik van, vooral bij de controversiële verhoging van de pensioenleeftijd, wat leidde tot massale protesten en langdurige stakingen.