Een klimaatdebat tussen Volt en FvD zou het publiek vuurwerk bieden, geen helderheid
In dit artikel:
15 oktober 2025 — Volt weigerde vorige week deel te nemen aan het NOS-verkiezingsdebat op NPO Radio 1 toen zij tegenover Forum voor Democratie (FvD) werden gezet om over klimaat te debatteren. Volt motiveerde de stap met de wens “geen zuurstof meer” te geven aan een partij die klimaatgegevens ontkent en zo desinformatie zou normaliseren.
De beslissing roept tegenstrijdige reacties op: voor kleinere partijen is zendtijd cruciaal in verkiezingstijd en veel mensen vinden dat alle standpunten bespreekbaar moeten zijn. De auteur plaatst die reflex kritisch: het liberale idee van een ‘marktplaats van ideeën’ werkt alleen als deelnemers zich baseren op een gedeelde, feitelijke werkelijkheid. Als een partij feiten structureel verwerpt, verandert een debat volgens dit argument in podium voor misleiding en legitimering van antidemocratische opvattingen.
Daarnaast wordt benadrukt dat democratische legitimiteit niet samenvvalt met democratisch gedrag: FvD kan zetels hebben, maar de partij heeft volgens de schrijver openlijk extreem-rechtse lijnen omarmd die fundamentele democratische waarden ondermijnen. Het consequent weigeren van een debat met die partij wordt daarom gezien als een verdedigbare, politieke keuze, niet per se als ondemocratisch. Ook de vrees dat Volt met deze stap polariseert wordt weerlegd: de auteur stelt dat polarisatie juist wordt aangewakkerd door formats die op confrontatie zijn gericht en spectaculaire conflicten opvoeren zonder inhoudelijke verduidelijking. Bovendien zouden weinig zwevende kiezers tussen Volt en FvD kiezen, waardoor zo’n debat weinig overtuigende waarde heeft.
Kritiek richt zich ook op de opzet van de NOS-debatten: het zogenoemde objectiviteitsparadigma leidt tot bothsidesism — het gelijkwaardig presenteren van tegengestelde standpunten zonder rekening te houden met hun feitelijke houdbaarheid. Dat geeft het publiek spektakel in plaats van inzicht en normaliseert potentieel antidemocratisch discours.
Als alternatief pleit de schrijver voor inhoudelijkere koppelingen: vergelijkbare partijen binnen een ideologisch blok met elkaar in debat brengen (bijv. VVD–PVV over migratie, Volt–D66 over klimaat, GroenLinks–PvdA–SP over zorg). Zulke formats zouden echte beleidsverschillen blootleggen en het debat substantieel verbeteren. Conclusie: Volts principiële weigering is verdedigbaar binnen een democratische rechtsstaat en vormt een oproep aan partijen en media om hun rol in de democratische openbare ruimte kritisch te heroverwegen.