Een halve appel en trillende spieren: wanneer gezond leven ongezond wordt
In dit artikel:
Sem van Boxtel beschrijft in een persoonlijk essay hoe zijn zoektocht naar controle over eten en lichaam uitgroeide tot een streven dat veel overeenkomsten vertoont met anorexia, ook al paste dat woord volgens hem aanvankelijk niet bij een gespierd mannelijk lichaam. Gedateerd 1 december 2025, schetst hij een traject dat begint met het lezen van Michael Moss’ onderzoek naar verslavende bewerkte voedingsmiddelen en eindigt bij een hernieuwde, minder angstige verhouding tot vet en voeding.
In de eerste fase raakt Van Boxtel gefixeerd op het idee dat vet de vijand is: kennis van caloriedichtheid, technieken van de voedingsindustrie om producten verslavend te maken en beelden van dichtgeslibde vaten creëren bij hem afkeer. Hij legt labels en producten in de koelkast van zijn ouders aan banden, negeert honger en oefent zich in onthouding. Het afzien blijkt een prestatie; de lichamelijke verandering — zichtbare spieren, minder vet — voelt als bewijs van wilskracht en geeft een bedwelmend gevoel van beheersing.
Hij erkent dat zijn gedrag raar is, maar ziet het niet als zelfbeschadiging omdat zijn beeld van anorexia gekoppeld was aan een vrouwelijk, ingevallen lichaam. Pas na het lezen van Susie Orbachs Hunger Strike (1986) begrijpt hij anorexia als een vorm van protest en machtsuitoefening: voedselweigering kan dienen als het scheppen van een ‘veilige plaats’ waarin iemand absolute controle over eigen behoeften opeist. Voor mannen, betoogt Van Boxtel met verwijzing naar Ivan Jablonka (Mannen die deugen, 2022), ligt de nadruk van zelfbeheersing op het tonen van kracht en discipline — ook door controle over eten en lichaamsvorm.
De rituelen die Van Boxtel opzette zijn nauwgezet: gecontroleerde, uitgekiende porties, telwerk in kilocalorieën en macronutriënten, en een obsessie met trainingen die pijn en uitputting opwekken. Lichaamsbeweging functioneert daarbij als een vorm van pijnstillende roes: hypertrofie en het gevoel van spierdefinitie onderdrukken onzekerheid, net zoals vasten dat voor sommigen doet. Hij beschrijft ook de sociale dimensie: familiezorgen, oma’s rösti en de onbegrip van naasten die zijn motivatie niet delen.
Tegelijk laat hij zien dat mannelijke uiterlijkseisen en ‘fitfluencing’ leiden tot een spiegelbeeld van het klassieke beeld van eetstoornissen: bij mannen kan de dwang zich richten op spieropbouw en overeten om groter en sterker te lijken — wat soms als “reverse anorexia” of “bigorexia” wordt aangeduid. Het mechanisme is hetzelfde: lichamelijke vorm wordt een manier om innerlijke onzekerheid te bedwingen, of die vorm nu extreem mager of extreem gespierd is.
Een kentering komt tijdens zijn studententijd in de roeivereniging. De realisatie dat vet en voldoende brandstof ook prestatiebevorderend kunnen zijn, maakt niet meteen alles goed, maar zet iets in beweging. Door voedzamer te eten en serieus te trainen, maakt hij twee jaar later deel uit van de selectieploeg. Die prestatie geeft hem een robuustere bron van zelfvertrouwen: niet langer een fragiel evenwicht dat alleen via restrictie te handhaven is, maar waardering gebaseerd op wat zijn lichaam kan bereiken. De angst voor margarine en de dwang om elk vet te ontlopen blijven soms terugkomen, maar de afstand tot die paniek is nu groot genoeg om kritisch te reflecteren.
Centrale thema’s van het verhaal: de demonisering van vet en de rol van de voedselindustrie bij het oproepen van honger; de psychologie van controle als motor achter eet- en sportgedrag; en de gedeelde structuur van anorectische en ‘bigorectische’ patronen — beide draaien om beheersing, rituelen en het verdringen van behoeftes. Van Boxtel concludeert dat vet geen moreel kwaad is, maar een noodzakelijke voedingsstof die hij gerechtigd is te eten; zijn ervaring benadrukt hoe eetstoornissen en lichaamsobsessies zich geslachtsoverschrijdend kunnen uiten, zij het in andere gedaanten.
Extra context: mannen met eetstoornissen worden nog vaak onderherkend door maatschappelijke stereotypen; de essayistische verkenning van Van Boxtel illustreert waarom een bredere, minder gendergebonden blik op controle, zelfbeeld en eetproblematiek nodig is.