Een extreem geval van westerse zelfhaat: de haat tegen Israël
In dit artikel:
Het stuk is hoofdstuk 3 uit Arnout Jaspers’ boek Weg met Ons!, geschreven toen de oorlog in Gaza nog woedde. Nu er voorzichtig zicht is op een wapenstilstand merkt Jaspers op dat de militaire fase misschien tijdelijk eindigt, maar de ideologische oorlog tegen Israël in het Westen onverminderd doorgaat. Aanleiding vormen massale anti-Israëlprotesten, vooral op universiteiten, die volgens hem vaak doorschieten in antisemitisme of in elk geval worden gevoed door een structureel vijandig beeld van Israël.
Jaspers geeft concrete voorbeelden: een docent aan de Radboud Universiteit, Harry Pettit, riep op sociale media op de strijd voort te zetten nadat het staakt‑het‑vuren inging; het bestuur van de universiteit zou hem beschermen, en justitie weigerde een aangifte te behandelen. Die gevallen illustreerden voor de auteur hoe kort de lijntjes tussen bestuurlijke elites, politiek en academische kringen soms zijn, en hoe selectief en beschermend die elite met controversiële meningen omgaat.
Centrale stelling: veel westerse, en in het bijzonder universitaire, verontwaardiging tegen Israël wortelt niet primair in feitelijke kritiek op beleidskeuzes, maar in een diepgewortelde westerse zelfkritiek — een narratief waarin het Westen inherent schuldig is aan wereldleed. Dat world view maakt regering, media en studenten ontvankelijk voor eenzijdige of foutieve berichtgeving van Hamas en diens bondgenoten. Jaspers hekelt het slaafs overnemen van termen als “genocide”, “concentratiekamp” of “apartheid” en wijst op feiten die volgens hem die beweringen problematisch maken: de bevolkingsgroei in Gaza sinds 1948, het bestaan van een landgrens met Egypte, en de positie van Arabische Israëli’s die burgerrechten hebben en in de samenleving participeren.
Hij trekt een vergelijking met andere conflictgebieden: massale slachtoffers in Iran‑Irak, Darfur of Syrië wekten in het Westen lang niet dezelfde academische en activistische verontwaardiging. Voor Jaspers duidt dat op selectieve empathie: wanneer Joden of Israël niet als aanstichter kunnen worden aangemerkt, blijft westerse publieke verontwaardiging vaak achterwege — een observatie die hij samenvat als “no Jews, no news”, maar die hij niet simpelweg als antisemitisme wil wegzetten. Volgens hem spelen vooral ideologische zelfverwijt en de behoefte van links‑radicale stromingen om het Westen te ontmantelen een doorslaggevende rol.
Israel wordt in dit betoog gezien als een zeldzaam westers succesverhaal in het Midden‑Oosten: een liberale democratie met een markteconomie, technologisch en cultureel succesvol. Dat succes plaagt vooral radicaal-linkse academische kringen die het Westen als bron van kwaad zien; Israël wordt daardoor de ultieme zondebok en “de overtreffende trap van kolonialisme”. Die emotionele en conceptuele vijandschap leidt volgens Jaspers tot bizarre allianties: progressieve activisten in het Westen die zich naast of met antisemitische groeperingen stellen, en zelfs ongewild politieke partners vinden in regimes als Iran of bewegingen als Hamas die hun waarden totaal verwerpen.
Het gevaar, zo waarschuwt hij, is dat fatsoenlijke kritieken op Israël wegvallen omdat protesten worden gekaapt door extremisten en oproepen tot geweld; daarmee gaat ook de vrijheid van meningsuiting op universiteiten ten onder. Jaspers benadrukt dat kritiek op Israëls oorlogsvoering legitiem is, maar dat deze niet gelijkgemaakt mag worden aan het steunen van genocidale of antidemocratische doelen. Hij pleit impliciet voor meer nuance en feitencontrole in publieke debatten, en voor een scherp onderscheid tussen legitieme beleidskritiek en ideologische of emotionele verkettering.
Kortom: Jaspers ziet de anti‑Israëlgolf op westerse campussen als symptoom van bredere westerse zelfhaat en ideologische vertroebeling, versterkt door selectieve verslaggeving en opportunistische politieke allianties. Dat ondermijnt volgens hem zowel de kwaliteit van het publieke debat als de positie van universiteiten als plaatsen van kritische, onafhankelijke gedachtewisseling.