Een derde van alle faillissementen is verdacht, maar fraudeurs worden zelden bestraft
In dit artikel:
Een analyse van 3.041 openbare faillissementsdossiers door Follow the Money laat zien dat in 38 procent van de gevallen curatoren bestuurders of aandeelhouders koppelden aan onregelmatigheden zoals wanbestuur of het leegtrekken van de boedel. De bevindingen illustreren dat de sinds 2017 ingevoerde uitbreiding van de taak van curatoren — zij moeten sindsdien onderzoek doen naar faillissementsfraude — in de praktijk niet goed uitpakt en tot perverse prikkels leidt.
Curatoren, juristen die faillissementen afwikkelen, combineren sinds de wetswijziging het belang van schuldeisers met een publieke fraudetaak. Omdat zij niet verplicht zijn vermoedens direct aan justitie of de FIOD te melden, gebruiken veel curatoren het onderzoek als drukmiddel om schikkingen af te dwingen. Vooral bij de veelvoorkomende “lege boedel” — een faillissement zonder verkoopbare activa of voldoende geld om zelfs de curator te betalen — is een schikking vaak de snelste en meest zekere manier om de kosten te dekken. Onderzoekers en curatoren wijzen erop dat schikkingen vaak precies het gat in het curatorensalaris dichten, waardoor er weinig overblijft voor schuldeisers en opsporing.
Er bestaat wel een Garantstellingsregeling Curatoren (sinds 2005) waarmee curatoren financiering kunnen aanvragen om boedels te onderzoeken, maar de drempel is hoog. Een uitgewerkt stappenplan, een 1-op-2-toets (maximaal de helft van de totale schulden) en de eis dat elke garantiemunt minimaal vier keer zoveel opbrengst moet opleveren (1-op-4-toets) maken het verkrijgen van steun lastig, zeker bij lege boedels. Daardoor strandt veel onderzoek en wordt schikken aantrekkelijker.
De wettelijke meldplicht sinds 1 juli 2017 verplicht curatoren om onregelmatigheden aan de rechter-commissaris te melden, maar die verplichting strekt niet automatisch naar het Openbaar Ministerie of de FIOD. In schikkingsafspraken wordt vaak vastgelegd dat de curator geen melding doet of geen informatie deelt, waardoor mogelijke strafrechtelijke vervolging uitblijft. Juridisch geldt dat een civiele schikking strafvervolging niet uitsluit, maar in de praktijk start OM of FIOD zelden zelfstandig onderzoeken vanwege beperkte capaciteit en gebrek aan meldingen. Experts noemen dit een ‘perverse prikkel’: de bestuurder ontloopt vaak strafrechtelijke consequenties, de curator ontvangt direct geld en schuldeisers blijven achter met weinig.
Een concreet voorbeeld is het faillissement van Flex Groep Brabant (failliet in 2021). De onderneming bleek leeggeruimd, er lag een openstaande pensioenclaim van circa €290.000 en eerdere missende activa. Curator Roel Lammers richtte zich op drie voormalige bestuurders/aandeelhouders; één zag kans op inhouding op AOW, een andere reageerde niet, en voor de derde bleek procederen riskant en kostbaar vanwege verdwenen administratie. Er werd een schikking getroffen: €9.000 voor twee verdwenen busjes en €61.484 voor niet-betaalde loonheffingen. Een verzoek tot bestuursverbod werd niet ingediend; de schikkende oud-aandeelhouder is sindsdien nog actief als bestuurder in meerdere vennootschappen.
Onderzoeksinstituut WODC en academici constateren dat de wet tekortschiet: de fraudetaak van curatoren is ondergefinancierd en er is onvoldoende vertrouwen in opvolging door opsporingsdiensten. Daardoor blijven signalen vaak onbenut en blijkt het systeem zwak in het tegengaan van faillissementsfraude. In de praktijk betekent dit dat wie wil weten waar de macht zat het geld moet volgen — maar dat geld is vaak verdwenen of versnipperd voordat justitie in actie kan komen.