"Een armageddon is vermeden": wat leverde het klimaatakkoord van Parijs al op?
In dit artikel:
Tien jaar na het Klimaatakkoord van Parijs tonen berekeningen van World Weather Attribution en Climate Central aan dat het akkoord en de daaropvolgende beloften de wereld aanzienlijk hebben bijgestuurd: waar de planeet zonder Parijs richting ongeveer 4°C opwarming gegaan zou zijn ten opzichte van 1850–1900, ligt de huidige projectie — mits landen hun huidige beloftes uitvoeren — rond 2,6°C. Dat scheelt gemiddeld zo’n 57 extreem warme dagen per jaar wereldwijd (in plaats van circa 114 bij 4°C).
Wat dit concreet betekent: een “hete dag” is in deze studie gedefinieerd als een dag met een temperatuur boven het lokale 90e percentiel (gebaseerd op 1991–2020). Gemiddeld voorkomt de vermindering van het worstcasescenario dus de helft van de extra warme dagen die anders zouden optreden. Regionaal lopen de effecten sterk uiteen: Brazilië zou bij 2,6°C uitkomen op ongeveer 111 hete dagen per jaar (tegen 51 nu), terwijl de Democratische Republiek Congo naar ongeveer 140 zou stijgen (van 54). België zou bij 2,6°C op ongeveer 66 hete dagen uitkomen (nu 43), terwijl dat bij 4°C rond 94 zou liggen. Volgens de onderzoekers kunnen zo’n dertig landen tientallen tot meer dan honderd hete dagen per jaar uitsparen dankzij de koerswijziging sinds 2015.
De studie benadrukt ook dat extreme hittegolven wel zullen toenemen, maar minder heftig en frequent dan bij een 4°C-scenario. Tegelijk wijzen de auteurs op grote maatschappelijke en economische risico’s: meer hitte betekent hoge kosten en druk op gezondheidszorg, energie en infrastructuur, terwijl aanpassing en waarschuwingssystemen nog onvoldoende zijn voor de schaal van de dreiging.
De bevindingen verschijnen in aanloop naar de jaarlijkse VN-klimaattop (COP) die volgende week in Belém, Brazilië plaatsvindt. De afgelopen tien jaar is er globalisering van klimaatbeleid geweest, maar die vooruitgang staat onder druk. De wereld stoot momenteel nog recordhoeveelheden broeikasgassen uit en de structurele opwarming ligt nu rond 1,3°C (laatste jaar kende zelfs 1,6°C, maar dat is geen langdurige trend). Bovendien ondermijnen sommige landen met economische belangen in fossiele brandstoffen of met weinig motivatie voor ambitieuze maatregelen het besluitvormingsproces op COPs, waar eenvormige goedkeuring vaak nodig is.
VUB-klimaatwetenschapper Wim Thiery noemt Parijs en de opvolgende COP-processen belangrijk: “Parijs was speciaal omdat het de eerste keer was dat er een exact temperatuurdoel werd ingesteld.” Volgens hem en organisaties als Greenpeace hebben die internationale afspraken een rampscenario voorkomen en geleid tot beleid zoals meer hernieuwbare energie en elektrificatie. Tegelijk waarschuwen ze dat het doel van 1,5°C nu “op losse schroeven” staat; het alleen nog halen vereist een razendsnelle uitstootdaling en mogelijk grootschalige CO2-verwijdering in de toekomst.
Kortom: Parijs heeft meetbare schadevermindering opgeleverd en maakte een slechter toekomstbeeld onwaarschijnlijker, maar de huidige inspanningen volstaan niet om de strengste limieten veilig te stellen. Snelle en grootschalige reducties plus verbeterde aanpassing blijven noodzakelijk om verdere toename van hitte‑gerelateerde risico’s te beperken.