Ecologisch slootschonen: schonere sloten en meer biodiversiteit
In dit artikel:
29 september 2025 — Nederlandse boeren die deelnemen aan het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb) passen steeds vaker ecologisch slootschonen toe: baggeren en maaien met oog voor planten en dieren om waterafvoer, waterkwaliteit en biodiversiteit te verbeteren. In plaats van sloten volledig uit te harken, blijven wortels en delen van de oevervegetatie behouden, mogen dieren vluchten, en wordt opgegraven bagger op een gecontroleerde plek gelegd—bij voorkeur voorbij een niet-bemeste weiderand—zodat minder voedingsstoffen terugspoelen naar het water.
Binnen het ANLb bestaan speciale vergoedingspakketten voor Natuurvriendelijke oevers, Ecologisch slootbeheer en Botanisch waardevolle weiderand. Voor ecologisch beheer gelden concrete eisen: bijvoorbeeld dat circa 10 cm slib in de sloot blijft, gefaseerd wordt gebaggerd en dat de eerste maaibeurt vaak uitblijft zodat oeverplanten kunnen bloeien. Boeren en collectieven gebruiken ook bufferzones van 3–5 meter langs sloten waar niet bemest mag worden; op die strook wordt de opgepompte bagger meestal verspreid.
Onderzoek en monitoring tonen gemengde resultaten. In maart publiceerde Wageningen Environmental Research (WEnR) een ecologische evaluatie in opdracht van het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur. Die laat zien dat de biodiversiteit in de natte dooradering (slotennetwerk van sloten, beken en poelen) sinds 2015 afneemt. Hoewel er sinds 2015 duizenden ecologisch beheerde hectares en honderden natuurvriendelijke oevers zijn aangelegd, bestrijkt ANLb-beheer slechts een klein deel van het totale areaal — op 95% van de hectares gebeurt geen ANLb-beheer — waardoor de algemene trend niet keert. Ook invasieve Amerikaanse rivierkreeften ondermijnen herstelpogingen.
Regionale projecten laten wél hoopvolle uitkomsten zien. Het agrarisch collectief It Lege Midden in Midden-Friesland vond in een brede vergelijking in 2022 slechts kleine positieve verschillen tussen beheerde en onbeheerde sloten, “geen grote vooruitgang dus. Het is echt iets van de lange adem,” aldus ecoloog Jaap Zuidersma. Een intensiever vierjarig baggerproject van hetzelfde collectief leverde echter sterke lokale verbeteringen op: drie van vier sloten kregen helder water, de baggerlaag verminderde fors en de oevervegetatie werd veel gevarieerder dankzij het gebruik van een baggerpomp die oevers spaart en niet-bemeste stroken langs de sloot.
In de regio Utrecht rapporteert Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, via Collectief Lopikerwaard en het project Levendige Boerensloot (2014–2021), eveneens toename van soortenrijkdom, vooral van moerasplanten en waterplanten. RAVON benadrukt dat ecologisch slootschonen zinvol is omdat leefgebied en vegetatie deels intact blijven, maar waarschuwt dat dit vaak niet genoeg is om verval om te buigen. Zwaarder, samenhangend beheer—meer natuurvriendelijke oevers, plas-draszones en variatie in oevers—geeft grotere effecten.
Praktische hulpmiddelen voor boeren en collectieven zijn recent verschenen: een handreiking van BoerenNatuur om slootkwaliteit snel te bepalen en een gezamenlijke Veldgids Ecologisch Slootschonen van FLORON, RAVON en De Vlinderstichting. Conclusie: ecologisch slootschonen levert lokaal meetbare winst op, maar alleen in combinatie met breder, intensiever en areaalbreed natuurbeheer is er kans op duurzaam herstel van waterkwaliteit en biodiversiteit.