Duizend weerstations van liefhebbers dragen bij aan betere weerkaarten
In dit artikel:
Sjaak de Wit uit Utrecht onderhoudt twee automatisch meetende weerstations — één achter zijn huis en één bij zijn volkstuin — die temperatuur, luchtvochtigheid, neerslag en luchtdruk registreren en hun data automatisch online en naar het KNMI sturen. Duizenden Nederlanders hebben vergelijkbare kant-en-klare of zelfgebouwde stations; voor De Wit, die in de techniek werkt, is het bouwen en programmeren juist een groot deel van de hobby.
Het KNMI onderhoudt al ongeveer tien jaar een netwerk van bijna duizend van deze weeramateurs. Die extra waarnemingen vullen de relatief schaarse officiële meetpunten aan (37 vaste KNMI-locaties in het land) en komen uit zowel stedelijk als landelijk gebied. Sinds een jaar verwerkt het KNMI deze burgerdata in fijnmazige kaarten voor temperatuur, luchtvochtigheid en windsnelheid, die ook via de KNMI-app worden gedeeld. KNMI-onderzoeker Gerard van der Schrier zegt dat die kaarten een gedetailleerder beeld van Nederland geven dan alleen de officiële stations: ze laten bijvoorbeeld zien dat het aan de kust overdag koeler is, steden overdag opwarmen en dat windsnelheden op hoogte zoals de Veluwe lager zijn.
De gegevens van amateurs zijn op zichzelf minder uniform dan die van professionele stations — plaatsing en onderhoud variëren — maar dat wordt bij de verwerking meegenomen zodat de kaarten toch bruikbaar blijven. In grensgebieden met weinig meetpunten ontstaan soms afwijkende uitschieters; het KNMI wil dit verbeteren door ook Belgische en Duitse gegevens te integreren. Verder wordt onderzocht of burgerdata structureel kunnen helpen bij fijnmazige neerslagkaarten.
Onderzoekers van onder meer de TU Delft kijken naar praktische toepassingen, zoals betere inschattingen van overstromingsrisico’s. Nathalie Rombeek testte of commerciële regenmeters extreme neerslag betrouwbaar vastleggen en vond ze bruikbaar. Door amateurstations te combineren met KNMI-stations en radargegevens ontstaat een veel dichter meetnetwerk — tot honderd keer dichter — wat lokale buien beter zichtbaar maakt. Dat kan relevant zijn voor gebieden waar radarinformatie minder nauwkeurig is (bijvoorbeeld ver van een radar), een probleem dat zich in 2021 bij de overstromingen in Limburg voordeed en later ook speelde bij de zware buien in Valencia eind 2024.
Rombeek benadrukt dat het nog te vroeg is om te concluderen of deze aanpak daadwerkelijk leidt tot betere overstromingsvoorspellingen; haar onderzoek loopt door en de volgende stap is het koppelen van neerslaginformatie aan waterafvoermodellen. Voor amateurs als De Wit blijft het verzamelen van data vooral een persoonlijke passie waarmee ze tegelijkertijd bijdragen aan betere, fijnmazige weersinformatie voor wetenschap en beleid.