Drones gesignaleerd boven Belgische kerncentrale en luchthaven Luik - Europa in hoogste staat van paraatheid
In dit artikel:
Meerdere drones zijn de afgelopen dagen boven twee strategische locaties in België waargenomen: de kerncentrale van Doel bij Antwerpen en de luchthaven van Luik. Uitbater Engie meldde dat drie drones boven het nucleaire terrein werden gesignaleerd; de productie is niet stilgelegd maar het bedrijf noemde de situatie een "zorgwekkende ontwikkeling". Op zaterdagavond werd het vliegverkeer in Luik tweemaal kort stilgelegd nadat piloten onbemande toestellen in de buurt van start- en landingsbanen zagen; de vluchten konden na ongeveer een uur worden hervat.
De Belgische politie is een onderzoek gestart. Twee drones zijn in beslag genomen en de bestuurders bleken zonder geldige vergunning te vliegen. Toch wijzen de reeks meldingen erop dat het niet om incidentele hobbyvluchtjes gaat, maar mogelijk om georganiseerde verkenning, intimidatie of tests van kwetsbare infrastructuur. Als reactie heeft het Verenigd Koninkrijk een anti-droneteam gestuurd om te helpen bij detectie en onderschepping; ook Frankrijk en Duitsland hebben middelen en personeel aangeboden.
De locatie van Doel maakt de zaak extra gevoelig: de centrale levert stroom aan miljoenen huishoudens en ligt op minder dan dertig kilometer van de Nederlandse grens. De herinnering aan sabotage in 2014 — toen een turbine in Doel beschadigd werd — onderstreept de ernst. Drones vormen een nieuwe dreiging: ze kunnen camera’s, communicatiemiddelen of zelfs kleine explosieven meenemen, en hun onopvallende karakter vergroot de psychologische impact.
Niet alleen kerncentrales zijn kwetsbaar; luchthavens lopen eveneens risico's. Veiligheidsdiensten waarschuwen dat een drone in een vliegtuigmotor fatale gevolgen kan hebben, waardoor zelfs één foutieve manoeuvre ernstige ongevallen kan veroorzaken. De Belgische regering kondigde aan de regels rond droneregistratie en handhaving te verscherpen, maar specialisten wijzen erop dat detectie en neutralisering gespecialiseerde technologie vereisen die op veel plaatsen ontbreekt.
De incidenten leggen een bredere zwakte van Europa bloot: moderne, laagdrempelige technologieën bieden nieuwe aanvalspaden tegen kritieke infrastructuur, terwijl veel landen onvoldoende middelen hebben om die dreigingen autonoom uit te schakelen. De buitenlandse steun is geruststellend, maar tegelijk een signaal dat België en mogelijk andere EU-lidstaten structureel ondergefinancierd of onvoorbereid zijn voor dit type risico. Wat er kan gebeuren bij een doelgerichte aanval blijft een bezorgdheid.