DNA-onderzoek onthult kannibalisme op neanderthalervrouwen en kinderen in grot bij Namen

In dit artikel:

Tussen 45.000 en 41.000 jaar geleden zijn in de grot van Goyet (bij Namen) groepjes neanderthalers mogelijk het slachtoffer geworden van gericht kannibalisme, zo blijkt uit nieuw DNA-onderzoek van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN). Eerdere analyse van de botten toonde al snijsporen, inkepingen en ronde inslagen aan; ongeveer een derde van de vondsten, vooral van de onderste ledematen, vertoonden zulke bewerkingen.

Het dna laat zien dat de slachtoffers onder meer vier vrouwen betroffen die niet dezelfde moeder deelden, en twee jongens — een pasgeborene en een kind van ongeveer 6,5–12,5 jaar. Bovendien komen de overledenen niet uit de directe omgeving en moeten van elders naar Goyet zijn gebracht. Dat maakt de vondst bijzonder: het bevestigt niet alleen kannibalisme in Noord-Europa, maar suggereert ook georganiseerde, mogelijk doelgerichte actie.

Onderzoekers denken dat het gedrag kan passen in een context van territoriale confrontaties in de periode waarin homo sapiens aan terrein won en neanderthalers terrein verloren. Dergelijke tactieken — het verzwakken van naburige groepen — komen ook bij chimpansees voor. Wie de daders waren, is niet zeker: het kan door homo sapiens zijn gebeurd, maar enkele vondsten wijzen erop dat rivaliserende neanderthalergroepen waarschijnlijker zijn, onder meer omdat delen van de botten zijn gebruikt om stenen werktuigen mee te slijpen — een praktijk die vooral bij neanderthalers bekend is.