Dit is intieme terreur: 'Hij kon nog zo tegen me tekeer gaan, als hij daarna iets liefs deed, dacht ik: hij is heus wel lief'
In dit artikel:
Twee familierechtadvocaten, Ariane Hendriks en Ingrid Vledder, signaleren een vaak onzichtbare maar verwoestende vorm van huiselijk geweld: intieme terreur. In hun boek Met liefde heeft het niets te maken leggen zij uit hoe plegers vanaf het begin van een relatie bewust macht en controle opbouwen: eerst via veroverende gebaren en aandacht (love bombing/grooming), daarna door manipulatie, gaslighting, isolatie en digitale controle. Fysiek geweld komt voor, maar veel slachtoffers ervaren vooral langdurige psychische dwang; soms escaleert het later alsnog tot geweld met dodelijke afloop.
Het verhaal van twee vrouwen illustreert het patroon. Nora (50) leefde van haar 19e tot 39e met een partner die haar systematisch kleinmaakte; zij kreeg nooit een klap, maar raakte zo verward en geïsoleerd dat ze zich tot springen gedreven voelde. Ook elf jaar na vertrek blijft ze twijfelen aan zichzelf. Nadine (45) verloor vrienden door subtiele, doelgerichte isolatie en stalkende controle; zij vertrok pas na tien jaar huwelijk, nadat zij het gevaar van haar ex concreet had gevoeld en financiële en praktische mogelijkheden had gecreëerd om te ontsnappen.
Hendriks en Vledder benadrukken dat intieme terreur anders werkt dan wat vaak 'vechtscheiding' wordt genoemd. In veel gevallen is niet sprake van wederzijds strijdgedrag, maar van eenzijdige, langdurige intimidatie waarbij de pleger na beëindiging blijft stalken, bedreigen of juridische stappen gebruikt om het slachtoffer te ondermijnen. Jaarlijks worden in Nederland gemiddeld rond de 28 vrouwen door een (ex-)partner vermoord; dat cijfer vangt volgens de advocaten niet alle slachtoffers (denk aan zelfmoord, ongeregistreerde relaties of daden als reactie op afwijzing). Daarom pleiten ze voor bredere aandacht en scherpere herkenning.
Een belangrijk mechanisme dat slachtoffers de mond snoert, is DARVO (Deny, Attack, Reverse Victim and Offender): plegers ontkennen feiten, doen vervolgens het slachtoffer in diskrediet en presenteren zichzelf als de benadeelde. Daardoor luisteren hulpverleners, rechters of mediators soms niet naar slachtoffers en bevelen co-ouderschap of contact aan dat juist gevaarlijk is. Vledder waarschuwt dat professionals uit onwetendheid vaak wegkijken en zo onbedoeld het slachtoffer schaden.
Socioloog Evan Stark, wiens werk het boek gebruikt, verklaart de opkomst van intieme terreur deels als reactie op vrouwenemancipatie: omdat fysiek geweld en sociale ongelijkheid minder vanzelfsprekend een vrouw konden tegenhouden, gingen plegers subtielere, langdurigere vormen van controle inzetten. Onderzoek wijst uit dat maar een klein deel van plegers een persoonlijkheidsstoornis heeft; het patroon van controle is vaak sociaal en relationeel ingebed.
Hendriks en Vledder willen dat alle professionals standaard vragen gaan stellen over de relatiegeschiedenis: snel samenwonen, verbod op contact met anderen, opsluiting of controle van telefoons en digitale middelen zijn waarschuwingssignalen. Hendriks stopte twee jaar geleden met haar reguliere praktijk om zich op bewustwording en onderwijs te richten; beide advocaten geven trainingen aan collega’s en andere vakgroepen.
Praktische adviezen voor slachtoffers: bewijs verzamelen, belangrijke documenten veiligstellen, een tweede telefoon en nieuw e-mailadres gebruiken, inlogcodes aanpassen, een vertrouwenspersoon zoeken, contact opnemen met opvangorganisaties en een advocaat met ervaring in huiselijk geweld. Neem bij vertrek identiteitsbewijzen, medicijnen, geld en huisdieren mee. Na vertrek is sociale steun essentieel; houd afstand van ‘flying monkeys’ — mensen die in de leugens van de pleger meegaan — ook al is dat pijnlijk.
Het boek verschijnt in een periode van extra aandacht voor fatale partnergeweld; de Tweede Kamer behandelde in september een initiatiefwetsvoorstel rond femicide als aanvulling op het kabinetstappenplan Stop Femicide! (juni 2024). Hendriks en Vledder willen met hun werk vooral dat intieme terreur beter herkend wordt en dat juridische en maatschappelijke reacties slachtoffers daadwerkelijk beschermen in plaats van onbedoeld opnieuw blootstellen aan gevaar.