Diepvriesgebak en ijsthee werden duurder, maar deze producten daalden juist in prijs
In dit artikel:
YouGov onderzocht elke vier weken de reguliere prijzen van een vaste boodschappenmand met 55 basisproducten (mix van huismerken en A-merken) en vergeleek die over periodes van een halfjaar en een jaar. Uit de analyse blijkt dat de gemiddelde prijsstijging over een jaar relatief beperkt is: ongeveer 5 procent, iets boven het normale inflatieniveau van 2–3 procent. Voor het onderzochte mandje betaalden consumenten het afgelopen halfjaar gemiddeld €144, tegen €138 het halfjaar daarvoor — een toename van ongeveer €6.
De prijsveranderingen lopen per product sterk uiteen. Dranken en zoetwaren zaten bovenaan de lijst met de grootste prijsstijgingen, deels als gevolg van de suikertaks die vorig jaar is doorberekend door fabrikanten. Producten die flink duurder werden zijn onder meer diepvriesgebak, chocolade, ijsthee, sportdranken, vruchtensappen, siropen, oploskoffie, houdbare zuidvruchten, koffiebonen en toast-/ragoutbakjes. Ook grondstofkosten verklaren hogere prijzen voor artikelen als chocolade, koffie en gebak.
Tegelijkertijd noteerde YouGov ook duidelijke dalers: verse uien, hondenvoerconserven, verpakte peren, baby- en kindervoeding, tandpasta, oliën (olijf, zonnebloem, frituur), vochtige schoonmaakdoeken, halvarine/margarine, verse paddenstoelen en vloeibaar wasmiddel werden goedkoper. Groenten en fruit schommelen vaak per jaar door variërende oogstopbrengsten; een slechte oogst kan prijzen doen stijgen, maar herstel van de oogst zorgt een jaar later vaak voor daling.
Hoewel de cijfers laten zien dat inflatie in de supermarkt niet extreem hoog is vergeleken met eerdere pieken (in het verleden zijn stijgingen van circa 10% voorgekomen), blijft het consumentengevoel dat boodschappen duur blijven. Dat gevoel wordt deels gedempt door loonstijgingen die het hogere prijsniveau gedeeltelijk compenseren. De analyse van YouGov richt zich uitsluitend op reguliere prijzen en houdt aanbiedingen buiten beschouwing, wat invloed kan hebben op de waarneming van wat mensen daadwerkelijk betalen.