Die ene cruciale fout tijdens de Schipholbrand heeft haar leven getekend

maandag, 27 oktober 2025 (06:34) - Trouw

In dit artikel:

Op de nacht van 26 op 27 oktober 2005 brak er brand uit in het cellencomplex Schiphol-Oost, waar vreemdelingen werden vastgehouden in afwachting van uitzetting. Elf gedetineerden kwamen om het leven nadat een brand in één cel zich razendsnel over de vleugel verspreidde. Het gebouw voldeed niet aan bouwnormen en het personeel was niet getraind voor calamiteiten; de Onderzoeksraad voor Veiligheid concludeerde later dat veel slachtoffers voorkomen hadden kunnen worden als de overheid haar zaken op orde had gehad.

Een van de bewaarders die die avond vechtend probeerde levens te redden was de 25‑jarige Roxana Kotzebue. Zij was als eerste bij de brand en bevrijdde samen met een collega een Libische gedetineerde. In de chaos lieten ze een celdeur openstaan — later bleek dat onjuist handelen in combinatie met gebrek aan training en kennis van het calamiteitenplan de situatie verergerde. Zes deuren bleven die nacht dicht; de brandweer trof de slachtoffers dood aan in hun cellen.

Kotzebue herinnert zich de paniek en de fysieke nasleep: longonderzoek in het ziekenhuis vanwege rookinhalatie, en de schok van het nieuws dat er elf doden waren. De emotionele tol was groot: nachtmerries, paniekaanvallen en jarenlange verwerking, waarvoor ze verschillende therapieën volgde. Ze spreekt open over de blijvende impact: “Die nacht heeft mijn leven getekend. Ik draag het altijd bij me,” zegt ze, en omschrijft zichzelf meerdere keren als vechtster: “Ik ben een strijder.”

De nasleep speelde zich niet alleen intern af. Kotzebue werd aanvankelijk als getuige beschouwd, maar enkele maanden later door de Rijksrecherche aangemerkt als verdachte in een strafzaak wegens dood door schuld, samen met haar collega en de directeur. De juridische onzekerheid en negatieve media-aandacht leidden tot zware persoonlijke gevolgen: ze kon geen VOG krijgen voor een sollicitatie bij het Leger des Heils en raakte door de druk en confrontatie met een brandoefening uiteindelijk ziek. In 2007 besloot het Openbaar Ministerie dat er geen grond was voor vervolging; de structurele tekortkomingen in gebouw en organisatie waren te groot om individuele bewaarders daarvoor verantwoordelijk te houden.

Toch bleef de dreiging lange tijd boven haar hangen. Een advocaat probeerde later alsnog een veroordeling af te dwingen, gedeeltelijk via de Libische gedetineerde die Kotzebue juist had bevrijd; die man kreeg aanvankelijk drie jaar, maar werd later in hoger beroep vrijgesproken omdat de brandoorzaak niet zeker vast te stellen viel. Uiteindelijk gingen Kotzebue en haar collega’s vrijuit, maar de jarenlange onzekerheid en zelftwijfel — of ze iets anders hadden kunnen doen — bleven haar achtervolgen.

Professioneel koos Kotzebue na de ramp de weg uit de overheidsdienst: ze opende een beautysalon en later, na een blessure aan haar pols en problemen met herstel, een eigen particuliere beveiligingsonderneming. Ze werkt nog steeds in de sector, onder meer als steward bij voetbalwedstrijden, en volgt een omscholing om beveiliging te gaan doceren op ROC’s. Tegelijkertijd kan een onverwachte brandoefening nog steeds heftige lichamelijke reacties oproepen; in oktober, rond de herdenkingsdatum, voelt ze de gebeurtenis extra sterk.

De brand op Schiphol liet niet alleen gewonden en doden achter, maar ook gevoelige littekens bij betrokkenen en de overheid: een gebouw dat niet had mogen functioneren, onvoldoende brandpreventie en ongetraind personeel met verstrekkende gevolgen. Kotzebue blijft, ondanks alles, vastberaden: ze zegt dat de ramp haar getekend heeft, maar haar niet heeft gebroken.