De zwarte mees is geen koolmees

donderdag, 30 oktober 2025 (14:03) - Vogelbescherming

In dit artikel:

Zwarte mezen zijn kleine, bleke meesjes met zwarte kop en keel die in Nederland het hele jaar voorkomen maar doorgaans onopvallend blijven. In september en oktober verandert dat soms: tijdens de najaarstrek kunnen enorme aantallen uit Oost‑Europa het land doorkruisen en onverwacht opdagen in naaldbossen, loofbomen, struiken en zelfs stadstuintjes. Doortrekkers zijn vaak tam, waardoor ze makkelijk te bekijken; de standvogels houden zich daarentegen meestal hoog in sparren en dennen schuil.

Ze lijken op verkleinde versies van koolmezen: witte wangen en een extra witte nekplek, maar zonder geelgroen verenkleed. De Engelse naam ‘coal tit’ en de Duitse ‘Tannenmeise’ weerspiegelen die verschillen. Zwarte mezen broeden in holen — vaak bestaande boomholtes maar ook tussen wortels, onder stenen of in oude muizenholen — en bekleden het nest met mos, haar, plantaardig pluis en veertjes. Soms profiteren ze van eekhoorns die sparrenkegels openen.

Historisch profiteerden ze van aangeplante dennen, maar hun aantallen zijn sinds 1990 met meer dan 60% gedaald. Mogelijke oorzaken zijn overmatige stikstofdepositie, waardoor insecten schaarser worden, en het vervangen van naaldhout door loofbos. Dat maakt behoud van naaldbos en betere stikstofreductie belangrijk voor het herstel van deze soort.