De val van het kabinet Wilders en het onmiskenbare falen van rechtse politiek
In dit artikel:
De tweede val van kabinet Wilders I in 2025 wordt in dit stuk gepresenteerd als het symbool voor jarenlang rechts onvermogen in Nederland. Hoewel rechts sinds 2017 een grote machtspositie heeft in zowel Tweede als Eerste Kamer, bleek die meerderheid niet te leiden tot bestuurbaarheid: vooral het migratievraagstuk, waarop rechts zich profileert, kon niet omgezet worden in uitvoerbaar beleid.
Interne tegenstellingen tussen PVV, VVD, NSC en BBB legden de pijnpunten bloot. De PVV gebruikte immigratie vooral als campagne-instrument, de VVD wilde geen economisch of juridisch risicovolle maatregelen, NSC hamerde op uitvoerbaarheid en rechtsstatelijkheid, en BBB presenteerde PVV-standpunten in meer respectabele bewoordingen. Geert Wilders zou informeel regeringsinvloed hebben uitgeoefend zonder verantwoordelijkheid te nemen; premier Dick Schoof trad volgens de auteur nauwelijks op als regisseur. Het gevolg: ruzies, profilering en leiderschapsgebrek leidden tot bestuurlijke chaos en de tweede kabinetsval.
In plaats van zelfkritiek kreeg rechts de schuldvraag naar links, rechters of Brussel geschoven, terwijl links relatief weinig macht heeft. Die narratiefcontrole bleef bestaan en maakte het voor links moeilijk het structurele falen te benoemen. De auteur waarschuwt dat politieke instabiliteit extreemrechtse krachten voedt, internationale tegenstanders van democratie en steun aan Oekraïne voordeel kan opleveren, en dat desinformatie deze dynamiek versterkt.
Met het oog op 2026 signaleert het stuk het risico van herhaling: onder leiding van de VVD zou dezelfde verdeeldheid kunnen ontstaan, met opnieuw een kabinetsval als mogelijk resultaat. De kernconclusie is dat macht en bestuurlijke bekwaamheid bij rechts al te vaak uit elkaar zijn gegroeid.