De nieuwe roman van Peter Buwalda stijgt boven zichzelf uit. In 'De Jaknikker' wordt een verrassende laag aangeboord

vrijdag, 19 september 2025 (16:26) - NRC Handelsblad

In dit artikel:

Peter Buwalda zet met De jaknikker direct voort waar Otmars zonen (2019) ophield: hetzelfde ensemble — onderzoeksjournaliste Isabelle Orthel, Shell‑topman Johan Tromp, diens vermeende zoon Ludwig Smit (ook aangeduid als Hein Bakker), en de muzikant Dolf Appelqvist — keert terug, nu op het Siberische eiland Sachalin. De roman lijkt aanvankelijk vooral een voortzetting van Buwalda’s vertrouwde werkwijze: uitgestelde ontknopingen, lange zinnen en zintuiglijke uitstallingen die tempo inruilen voor stilistische bravoure. Wie Otmars zonen als onafgemaakt ervoer, krijgt in De jaknikker deels wat hij wilde: een vervolg dat rust, taalplezier en vele zijwegen combineert met de vraag wanneer en hoe de machthebber Tromp ten val zal komen wegens een reeks schandalen (een Nigeria‑zaak, een SM‑affaire, een ‘kofferbakbrief’).

Toch verschuift het boek halverwege het leeslandschap. Buwalda introduceert een metalagenconstructie die alles herschikt: veel van wat we tot dan toe dachten te lezen blijkt een roman binnen de roman — geschreven door Barbara Johnson (in het boek ook: Diamond), de echtgenote van Tromp, die in een vechtscheiding verwikkeld is. Haar fictie weerspiegelt herkenbare, maar ook vervormde versies van de personages. Hein/Ludwig leest het manuscript en ontdekt zichzelf daarin terug op manieren die zijn identiteit en begrip van het verleden op losse schroeven zetten.

Die ontknoping werkt desoriënterend en verfrissend. De meta‑laag laat de lezer alles in twijfel trekken: wat is waar, wat is wraak, en hoe betrouwbaar zijn vertellers en hun motieven? In het licht van #MeToo en de verschuivende literaire aandacht voor wie vertelt en waarom, plaatst Buwalda zijn grote, omspannende vertelkunst onder druk door juist die totaliserende blik te laten eroderen. Morele oordelen — bijvoorbeeld over Tromps seksuele praktijken — worden complexer doordat het perspectief van een vrouwelijke, gekwetste auteur als mogelijke wraakmotivatie meeweegt. De roman vraagt expliciet of een ‘neerhaalverhaal’ hetzelfde is als een verhaal over iemand die wil neerhalen, en wat dat doet met de slachtoffers en de beschuldigers.

Stilistisch is Buwalda nog steeds indrukwekkend: de zinnen, de indrukken, het vermogen om scènes lang uit te rekken blijven kernkwaliteiten. Tegelijk treedt er gewenning op; sommige iconische vondsten uit Otmars zonen ontbreken, en de veelvuldige perspectiefwisselingen verliezen deels hun verrassingswaarde. Een kritische noot is dat vrijwel alle stemmen nog steeds naar Buwalda zelf klinken — ook die van Diamond en Hein — waardoor de belofte van echt uiteenlopende vertellers niet helemaal wordt waargemaakt. Bovendien blijft onduidelijk waarom Buwalda zelf deze laag kiest en wat zijn persoonlijke inzet in dit debat is; waar het boek de afzender binnen het verhaal zichtbaar maakt, plaatst de auteur zich op afstand.

De jaknikker is daarmee geen eenvoudige leeservaring, maar wel een gedurfde literaire zet: het boek ontregelt, biedt duizeling en morele ambiguïteit, en voelt als een antwoord op de veranderde literaire en maatschappelijke context van de afgelopen jaren. Het levert een afgerond werk op dat de trilogie‑ambitie deels oplost — een vervolg lijkt onnodig — maar het laat ook enkele gemiste kansen na, vooral wat betreft de zichtbaarheid van Buwalda als morele of autobiografische afzender.