De nacht na de moord op Fortuyn is nog steeds niet voorbij
In dit artikel:
De VPRO-gids plaatste recent een groot artikel over Pim Fortuyn naar aanleiding van de achtdelige documentaire Pim Fortuyn – OnHollands van Menna Laura Meijer en een interview met Leonard Ornstein, die zichzelf profileert als Fortuyn-biograaf. Dat leidde de auteur ertoe zijn eigen herinneringen aan het Fortuyn-tijdperk op papier te zetten: hij was ooggetuige en (bescheiden) medespeler, en wil begrijpen hoe het huidige rechtspopulisme is ontstaan.
De schrijver schetst eerst Fortuyns snelle opkomst: op 6 maart 2002 behaalde Leefbaar Rotterdam onder zijn leiding een historische zege in Rotterdam. In het televisiedebat bij Witteman verschenen gevestigde politici zoals Melkert (PvdA) en VVD-leider Dijkstal als saai en onhandig; dat debat markeerde voor veel kijkers het moment waarop Fortuyn niet langer een voorbijgaande verschijning was, maar een serieuze kanshebber voor landelijke macht.
Die overwinning maakte Fortuyn overmoedig. Bij het opschalen naar landelijke politiek bleek hij echter niet in staat de organisatorische en inhoudelijke fundamenten van een nieuwe partij te leggen: hij trok mensen aan zonder veel politieke ervaring of vakkennis en liet de partij grotendeels om zijn persoon draaien. De auteur ervoer samenwerking met Fortuyn als onaangenaam; voormalige lokale rechtsen en opportunistische types sloten aan, en de samenstelling van de LPF-lijsten bevestigde volgens hem dat de partij te weinig inhoud en te veel persoonlijkheid was.
De Rotterdamse formatie verliep onder publieke en theatrale omstandigheden: vergaderingen werden in de media gevoerd, Fortuyn gedroeg zich soms opvallend asociaal (bijvoorbeeld door een auto op de stoep te parkeren) en Rinus van Schendelen trad uiteindelijk op als formateur, waardoor een college van Leefbaar, CDA en VVD tot stand kwam. Fortuyn voelde zich gehaast om naar Den Haag te vertrekken; de lokale macht moest snel worden omgezet in landelijke impact.
De kernherinnering van de tekst is 6 mei 2002: tijdens een Presidium-vergadering in het stadhuis van Rotterdam wordt bekend dat Fortuyn in het Mediapark is neergeschoten. De auteur beschrijft de verwarring bij burgemeester Opstelten, het afbreken van de vergadering, zijn heen en weer rijden tussen huis en stadhuis, en de aanloop van een enorme stroom rouwenden. In de hal van het stadhuis ontstonden condoleancetafels met bloemen, kaarsjes en brieven; mensen baden samen, en de sfeer werd vergelijkbaar met de massale publieke rouw rond het overlijden van prinses Diana — een ontroering en verering die de auteur nog steeds als zeer indringend ervaart.
Samengevat levert het stuk een persoonlijk verslag van Fortuyns opmars, de organisatorische zwakte van zijn beweging en de collectieve schok en cultusachtige rouw na zijn gewelddadige dood. De auteur ziet zulke herinneringen als noodzakelijk om te begrijpen waar het hedendaagse rechtspopulisme wortelt en wat de politieke en sociale gevolgen waren van de Fortuyn-crisis.