De man verplaatst zich met ferme tred over de Cuyp en blijft staan bij een haringkar - dit is toch geen toeval?
In dit artikel:
Natascha van Weezel beschrijft een wandeling door Amsterdam half september nadat ze brood heeft gehaald. Bij het Museumplein en over de Albert Cuypmarkt ziet ze een oudere man wiens uitstraling — felblauwe sokken, te korte grijze pantalon, lichtblauw colbert en versleten, maar dure schoenen — haar aan haar overleden vader doet denken. Ze volgt hem tot de Van Woustraat, waar hij een sigaar opsteekt, en fantaseert even dat het haar vader zou kunnen zijn; pas bij het Frederiksplein kijkt hij om en wordt duidelijk dat het niet zo is.
Die korte illusie roept bij haar herinneringen en vragen op: hoe zou haar vader tegenwoordig tegen de oorlog in Gaza, het debat over gewonde kinderen uit Gaza en de opvallende kledingkeuzes van politici op Prinsjesdag hebben aangekeken? Ook denkt ze aan culturele incidenten zoals het schelden in Paradiso. Haar reflectie leidt tot een bredere overpeinzing over rouw: in plaats van een afgebakende verwerkingsperiode ziet ze gemis als iets veranderlijks, een golf die komt en gaat. Van Weezel plaatst persoonlijke rouw naast maatschappelijke onrust en the druk om snel “door te gaan”.