De jongste generatie Valks neemt de zeis weer ter hand in 'Gras' van Mathijs Deen | ★★★★☆
In dit artikel:
Mathijs Deen’s korte roman Gras koppelt het alledaagse werk aan de tuin direct aan sterfelijkheid: gras en maaien fungeren als constante metafoor voor tijdelijkheid en vergankelijkheid. Het verhaal begint meteen met een dood: terwijl Dirk Valks in de kerktoren werkt, valt zijn vader op het gazon neer. De roman beslaat vier generaties Valks tussen 1848 en 1954 en concentreert zich vooral op de mannelijke lijn, bijna allemaal werkzaam als tuinbazen op landgoederen.
Een belangrijk thema is het standsverschil: eigenaars van landgoederen bepalen het lot van hun personeel. Dat blijkt wanneer een jonkheer in 1891 Piet Valks naar Groningen stuurt om in de hortus bij professor Moll te werken; daar botst Piet’s vrome wereldbeeld met opkomende Darwinistische ideeën. Deen verwerkt herkenbare localia — de oude hortus lag toen in de stad tussen de Grote Rozenstraat en Grote Kruisstraat — een setting die aansluit bij zijn persoonlijke verleden (Deen studeerde Nederlands in de gebouwen rond die hortus).
Naast religie en klasse gaat Gras ook over technologische verandering: mechanische grasmaaiers verdringen handenarbeid, maar uiteindelijk grijpt de jongste generatie in 1954 weer naar de zeis. De onvermijdelijkheid van sterven en de continuïteit van dagelijkse taken vormen het hart van de roman. Uitgave: Gras — Mathijs Deen, uitgeverij Alfabet, €19,99, 176 blz.; recensie: vier sterren.