De deug- en klimaatromans van Tommy Wieringa en Ilja Leonard Pfeijffer drukken literatuur naar de zijlijn

donderdag, 9 oktober 2025 (05:55) - Wynia's Week

In dit artikel:

Lang niet alle romans draaien nog om veelbewogen, tegenstrijdige personages die op eigenzinnige wijze hun lot bevechten. De schrijver zet steeds vaker thema’s — klimaat, racisme, ongelijkheid, gender, kolonialisme — op de voorgrond en gebruikt zijn figuren vooral als illustratiemateriaal voor een wereldbeeld. In die tendens verschrompelt de fictie tot een college of pamflet: plot en innerlijk leven maken plaats voor morele stellingen.

Als voorbeeld wordt Tommy Wieringa’s Nirwana (2023) genoemd: een roman waarin de hoofdpersoon volgens de auteur van het boek vooral dient om een kritisch beeld van het fossiele, kapitalistische bestel te bevestigen. Critici en sommige lezers vinden dat de verhaalstof (liefde, broedertwist) op zich voldoende zou zijn geweest en dat de extra ‘moraalthema’s’ het boek traag en belerend maken. Vergelijkbare signalen ziet de auteur ook bij werk van Ilja Leonard Pfeijffer (Hotel Europa, Alkibiades), dat meer leest als een doorwrochte aanval op respectievelijk massatoerisme en vermeende aanvallen op democratie — dikwijls populair bij een koopkrachtig, politiek links publiek.

Die marktwerking verklaart deels waarom zulke ‘deug- en klimaatromans’ goed verkopen: engagement en politieke stelligheid vinden een publiek en houden mogelijk het marktaandeel van literaire titels in boekverkopen overeind. Tegelijkertijd waarschuwt de analyse dat wanneer literaire topwerking steeds sterker lijken op opinieartikelen van kwaliteitskranten, lezers minder geneigd zullen zijn nieuwsgierig te worden naar nieuwe romans of ze uit te lezen. De variatie en het speelse, fantaserende karakter dat fictie aantrekkelijk maakt, dreigt te verdwijnen.

Ook de literaire kritiek krijgt ervan langs: recensenten en interviewers lijken vaker te eisen dat schrijvers moreel positioneren. Een recent interview in NRC met de Franse schrijfster Félicia Viti, waarin de vraagtekens over de manier waarop zij seksueel geweld afbeeldt leidden tot de vraag of haar roman als aanklacht tegen seksisme moet gelden, wordt aangehaald als voorbeeld van deze controle. De kritiek ziet daarin een normerende houding die fictie primairét als ideologisch instrument behandelt en schrijvers dwingt tot het aanbrengen van een deugdkeurmerk op hun werk.

De conclusie is tweevoudig: enerzijds kunnen politieke romans lezers vinden en een rol spelen in het behoud van literair marktaandeel; anderzijds bedreigt de dominantie van moraliserende, opiniërende fictie de artistieke vrijheid en het plezier van literatuur als verhalend experiment. Het advies voor lezers en liefhebbers van avontuurlijke literatuur is om buiten de mainstream te kijken — naar kleine uitgeverijen en eigenzinnige fondsen — waar meer ruimte zou zijn voor risicovolle, karaktergedreven romans die niet direct als pamflet fungeren.