De collega's van de kwaliteitsmedia vonden Stan de Jong te uitgesproken. 'Te rechts', verbeterde hij dan. 'Hypocrieten.'
In dit artikel:
Marcel van Roosmalen blikt terug op zijn band met collega Stan de Jong, een eigenzinnige en fel gepolariseerde journalist bij het weekblad HP/De Tijd. Van Roosmalen schetst anekdotisch hoe ze samen nachtelijke scènes meemaakten — onder meer een schietpartij bij Bar Emperium aan de Ceintuurbaan in Amsterdam — en hoe De Jong zijn werk met een onverzettelijke trots verdedigde, vaak onder het genot van veel drank.
Ze maakten gezamenlijk schrijfvakanties: in Torremolinos werkte De Jong afgezonderd aan een door hem als “de eerste rechtse roman van Nederland” bestempeld manuscript dat hij uiteindelijk weggooide; in Madrid koos hij bewust de kamer met een portret van Franco. Ondanks dat critici hem binnenskamers soms prezen, bleven de grotere kwaliteitsmedia hem doorgaans negeren bij het verdelen van opdrachten — volgens De Jong uit hypocrisie.
Van Roosmalen beschrijft De Jong als een krachtige styliste, auteur van meerdere boeken die net geen bestseller werden, en iemand die conflicten niet schuwde, zowel met uitgeverijen als met tegenstanders. Door de zware levensstijl en de druk van zijn vak kreeg hij het zwaar; uiteindelijk verliet hij de volle journalistieke frontlinie en werd docent in Enschede. Het contact verslapte, al bleef De Jong soms een opvallende aanwezigheid: ouder, kwetsbaarder en meestal als eerste dronken op etentjes, maar nog scherp in oordeel en geheugen.
Recentelijk werd De Jong op 61-jarige leeftijd achter zijn bureau gevonden; een collega merkte op dat hij “in het harnas gestorven” was. Sinds begin dit jaar was hij verbonden aan Wynia’s Week, waar nog plannen lagen die nu niet meer verwezenlijkt worden. Van Roosmalen sluit af met een persoonlijke noot over gemiste kansen en de ambivalente mythevorming rond De Jongs leven en dood.