De bubbel is dubbel; zo kijken christelijke jongeren terug op hun middelbareschooltijd
In dit artikel:
Onderzoeker Berber Vreugdenhil van het Expertisecentrum Onderwijs & Identiteit van de Theologische Universiteit Utrecht promoveert vrijdag op een proefschrift over hoe leerlingen terugkijken op hun tijd op christelijke middelbare scholen. Ze bestudeerde vijf scholengemeenschappen (vier gereformeerd, één evangelisch) en ondervroeg examenleerlingen en oud-leerlingen uit de examenjaren 2016–2018 naar de vormende betekenis van school voor hun relatie met God, zichzelf, anderen en de wereld. Vreugdenhil signaleert bovendien dat veel christelijke scholen zelden systematisch peilen hoe leerlingen hun rol in die vorming ervaren.
Algemene bevinding: jongeren oordelen overwegend positief over de bijdrage van school aan hun geloofsontwikkeling. Ze noemen toegenomen kennis van het geloof en meer vertrouwen op God en Zijn hulp. Tegelijkertijd vinden leerlingen dat het godsdienstonderwijs vaak te veel gericht is op kennisoverdracht en te weinig op thema’s als zonde, kwaad en gebrokenheid.
Een opvallende kritiek betreft de relatie met de wereld. Wereldproblematieken en actuele kwesties krijgen wel aandacht, maar volgens leerlingen te oppervlakkig. Belangrijke onderwerpen als racisme, slavernij en klimaat vragen om meer verdieping. Bovendien missen veel jongeren echte ontmoeting met andere culturen en religies: feitelijke ontmoetingen (bijv. moskee- of synagogebezoeken) worden gewaardeerd, terwijl uitleg die direct het christelijke perspectief tegenover andere overtuigingen plaatst vaak als belemmerend wordt ervaren. Leerlingen willen ruimte om zelf na te denken en hun eigen opvattingen te verwoorden voordat een kerkelijk oordeel wordt gegeven.
Vreugdenhil benadrukt het belang van ruimte voor zelfontdekking: leerlingen moeten kunnen onderzoeken welke waarden en overtuigingen zij zelf kiezen. De relatie tussen school, gezin en kerk blijkt een belangrijke factor; hoe hechter die driehoek, hoe veiliger en prettiger veel leerlingen hun schooltijd ervaren. Die “bubbel” van gemeenschappelijke christelijke achtergrond heeft zo voordelen voor geloofsgesprekken en persoonlijke vorming, maar beperkt ook de blootstelling aan andersdenkenden.
In het politieke debat over artikel 23 (onderwijsvrijheid) klinkt vaak kritiek op de homogeniteit van christelijke scholen, maar volgens Vreugdenhil ontbreekt solide onderzoek dat aantoonbaar maakt dat zulke scholen leerlingen slechter voorbereiden op een diverse samenleving. Wel is het voor deze scholen belangrijk actief contact te organiseren met mensen van andere levensbeschouwingen, culturen of sociaaleconomische achtergronden — bijvoorbeeld door gezamenlijke activiteiten met naburige scholen of gemengde vakgroepen in praktische of culturele vakken — zodat leerlingen kunnen oefenen in samenleven.