De BBB-beeldenstorm nader geduid

dinsdag, 21 oktober 2025 (08:54) - Joop

In dit artikel:

Een jaar na het aantreden van de BBB-minister voor Landbouw en Natuur is het stikstofbeleid flink opgeschud. De minister zette in korte tijd vraagtekens bij fundamenten als de provinciale reductieplannen, de KD-waardes voor natuurschade en het wettelijk vastgelegde depositiedoel. Tegelijk werd gewerkt aan voorstellen die vergunningverlening sterk versoepelen — in het uiterste geval een drempel van 1 mol waardoor ongeveer 90% van de projecten zonder vergunning zou kunnen doorgaan — een maatregel die waarschijnlijk door de rechter zou worden teruggefloten en de stapel illegale bedrijven verder zou vergroten.

Provincies zitten in het brandpunt: zij nemen de meeste vergunningen en beslissen over handhaving. Via het Interprovinciaal Overleg (IPO) probeerden de provinciebesturen deze zomer gezamenlijk sturing te geven en tekenden zij samen met LTO en de VNG het zogeheten “Bouwstendocument emissiereductie landbouw”. Dat document verbindt zich aan een emissiereductiedoel van circa 42–46% in 2035 (referentie 2019) en promoot doelsturing (emissienormen per bedrijf/sector) en innovatieve technische maatregelen, nieuwe emissielabels (NEN/RAV) en fiscale stimulering. Ook wordt een gebiedsgerichte aanpak voorgesteld, onder meer een 250 meter zone rondom de Veluwe en Peel, en een voorstel om PAS-melders te refereren aan feitelijk gebruik zodat sommige bestaande, niet-vergunde uitbreidingen mogelijk gelegaliseerd zouden kunnen worden.

De handtekening van het IPO leidt tot stevige kritiek. Belangrijkste bezwaar: het Bouwstendocument wijkt sterk af van het wettelijk verankerde depositiedoel dat in juridische uitspraken — onder andere de Greenpeace-uitspraak van 22 januari 2025 — als minimum is geformuleerd: 74% van Natura2000 onder de KD-waarde in 2035, met een tussenstap van 50% in 2030. Rekencijfers van bureau Gispoint laten zien dat het MSEN-doel van 42–46% in 2035 feitelijk neerkomt op vijf jaar uitstel ten opzichte van het wettelijk doel. Daarmee stimuleert het IPO, aldus de auteur, uitstel van herstel en beloont het de beleidsrichting van de BBB-minister die wetenschappelijke maatstaven en juridische waarborgen ondermijnt.

Een tweede belangrijk punt is het vertrouwen in technische innovaties als oplossing. De tekst wijst erop dat veel van de beloofde staltechnieken (mestschuiven, luchtwassers) al jarenlang met publieke middelen zijn ingevoerd, maar dat hun werkelijke emissiereductie twijfelachtig is gebleken en door rechters in meerdere uitspraken is betwijfeld. Cruciaal is dat de feitelijke bedrijfsemissies vaak niet gemeten of juridisch bindend zijn vastgelegd in vergunningen: er ontbreekt een nulmeting, emissieplafond en meetplicht op bedrijfsniveau. Zonder die basis zijn doelgestuurde emissienormen per bedrijf volgens de auteur luchtkastelen; je kunt bedrijven niet afrekenen op iets wat niet betrouwbaar is gemeten. Daarom wordt gepleit voor het verplicht opnemen van bindende bedrijfsemissielen en meetverplichtingen in bestaande vergunningen voordat nieuwe technische innovaties massaal worden gefinancierd.

De voorgestelde gebiedsmaatregel — een bufferzone van 250 meter rond de Veluwe — wordt als veel te kleinschalig beoordeeld: Gispoint berekende dat zo’n zone slechts circa 0,5% van Gelderlands emissies omvat, en zal weinig bijdragen aan herstel van grootschalige natuurgebieden. Als realistischer alternatief noemt de auteur het Holman-Grinwis wetsinitiatief, dat grondgebonden melkveehouderij in delen van Nederland regelt en daarmee serieuzer ingrijpt in de bronnen van ammoniakemissie (al kent ook dat initiatief kritische kanttekeningen).

De behandeling van pas-melders en interimmers in de Bouwstenen wekt eveneens zorg. Het voorstel om referentiemomenten te baseren op “feitelijk gebruik” impliceert mogelijk legalisering van veel niet-vergunde uitbreidingen uit het PAS-tijdperk en zelfs retroactieve vrijstelling van sommige illegale uitbreidingen. Combinatie van versoepeling en een hoge vergunninggrens kan ertoe leiden dat een groot deel van de landbouwactiviteiten technisch buiten vergunning komt, maar bij juridische toetsing alsnog illegaal blijkt — het risico op handhavingsproblemen en meer juridische onrust groeit.

Ook politiek is er wrijving. De keuze van IPO om met LTO en VNG samen te werken roept vraagtekens op, omdat sleutelpersonen in die organisaties — zoals LTO-voorzitter Ger Koopmans en VNG-ondertekenaar Sharon Dijksma — betrokken waren bij eerdere omstreden PAS-besluiten. Het CDA heeft delen van de Bouwstenen in het verkiezingsprogramma opgenomen, wat drie scenario’s opent: het CDA onderschat de gevolgen; het CDA kiest in feite voor bescherming van intensieve veehouderij en daarmee de BBB-lijn; of het CDA speelt dubbelspel en gedraagt zich politiek anders zodra concrete besluiten aan de orde zijn.

Kernboodschappen en aanbevelingen in het artikel:
- Het IPO heeft met de Bouwstenen de facto steun gegeven aan beleidslijnen die het wettelijke reductiedoel ondermijnen en daarmee het herstel van natuur uitstellen.
- Er is eerst een betrouwbare nulmeting en bindende bedrijfsemissielimieten en meetplichten nodig voordat doelsturing en technologische oplossingen geloofwaardigheid hebben.
- Grote versoepelingen (zoals 1 mol-grens) brengen juridische en handhavingsrisico’s met zich mee en kunnen “illegaal als norm” maken.
- Provinciebesturen zullen de gevolgen moeten dragen; hun gezamenlijke positie via IPO verlaat daarmee de politieke luwte en is kwetsbaar voor invloed van partijpolitieke belangen.

De conclusie van de auteur is dat de Bouwstenen voorlopig vooral gedachtenwolkjes zijn, geen uitgewerkt juridisch of beleidsmatig instrument, maar dat de politieke adoptie door partijen als het CDA en de bestuurlijke betrokkenheid van IPO wél reële risico’s oplevert voor natuurherstel, rechtszekerheid en handhaafbaarheid. Zonder serieuze meetbare basis en juridisch sluitende instrumenten dreigt het doorvoeren van maatregelen die het stikstofprobleem niet oplossen maar verplaatsen of uitstellen — met de provincies als partijen die uiteindelijk de brokstukken moeten oprapen.