De aantrekkingskracht van populisten ligt in een duister, op identiteit gericht deel van de menselijke ziel
In dit artikel:
De opkomst van populistische leiders wordt vaak toegeschreven aan teleurstelling in een democratie die “niet levert” — de zogenoemde Deliveroo-theorie: kiezers wenden zich tot charismatische outsiders omdat reguliere politiek onvoldoende tastbare vooruitgang brengt. Uit recente studies en casestudies blijkt die uitleg echter te kort door de bocht.
Het artikel (20 oktober 2025) wijst op meerdere empirische tegenvoorbeelden. Voorafgaand aan het aantreden van populistische leiders kenden landen als India en de Filipijnen soms juist stevige economische groei. Een systematische analyse van twaalf gevallen waarin democratieën achteruitgingen keek naar ongelijkheid, armoede en groei in de vijf jaar vóór de beslissende verkiezingen. Meestal was de economische groei niet verminderd; in vijf van de twaalf landen was die zelfs opvallend hoog. In acht landen daalde ongelijkheid en in negen landen viel de armoede terug. Polen is een scherp voorbeeld: tussen 1990 en 2020 kende het land een uitzonderlijk groeitraject, maar desondanks verscherpte politieke polarisatie en wantrouwen, wat resulteerde in electorale successen voor nationalistische politici zoals recentelijk Karol Nawrocki.
Tegelijk laten onderzoeken zien dat populistisch bestuur vaak schadelijk werkt voor economische prestaties. Een studie van drie Duitse economen vergelijkt echte populistische regeringen met hypothetische vergelijkbare landen en vindt dat populistische regimes gemiddeld circa één procentpunt per jaar aan groeiverlies veroorzaken, zowel op korte als op langere termijn. Dit bevestigt dat populisten na aantreden vaak economische schade toebrengen, maar dat die schade niet automatisch tot electorale afstraffing leidt.
Voorbeelden als de Verenigde Staten en Mexico illustreren dit politieke paradoxale gedrag. In de Amerikaanse “Rust Belt” leverde Trump geen duurzame economische opleving voor zwaar getroffen arbeiders, maar desondanks stemden cruciale staten in 2024 opnieuw massaal voor hem. In Mexico bleef de economie onder Andrés Manuel López Obrador steken, nam geweld toe en registreerde onderzoeksinstituut V‑Dem een scherpe antidemocratische terugval — toch eindigde zijn termijn met rond 74 procent goedkeuring en won zijn opvolger Claudia Sheinbaum met recordaantal stemmen.
De verklaring die hieruit volgt is dat veel populistische aantrekkingskracht niet draait om bestuurlijke effectiviteit, maar om identiteit, trots en het aanwijzen van zondebokken (migranten, elites). Populisten hoeven geen resultaten te boeken om steun te behouden; hun narratief en wijze van aanspreken volstaan vaak. Democratische politici die primair op bestuurlijke prestaties wedden en vervolgens tekortschieten, lopen veel meer electorale risico’s. Conclusie: onvrede met democratie is niet louter een tekort aan “levering”; culturele en identitaire factoren spelen een centrale rol bij de opmars en het aanblijven van populistische leiders.