Dankzij Musk en Trump komen er weer meer baby's met hiv ter wereld
In dit artikel:
In 2003 startten de Verenigde Staten onder president George W. Bush het grootschalige aidsprogramma PEPFAR, dat de afgelopen twintig jaar volgens schattingen meer dan 25 miljoen levens heeft gered en vooral in sub-Sahara-Afrika grote vooruitgang boekte. Het programma maakte bestrijding van moeder-kindoverdracht van hiv mogelijk door grootschalige testen en antiretrovirale behandeling.
Sinds begin dit jaar zijn die inspanningen echter zwaar getroffen door bezuinigingen onder de regering-Trump. Uitgaande van een overtuiging dat buitenlandse hulp “geldverspilling” is, werden fondsen teruggeschroefd; prominente figuren zoals Elon Musk noemden organisaties als USAID zelfs onterecht “crimineel”, en sommige Republikeinen suggereerden dat aidsprogramma’s zouden leiden tot meer abortussen. Daardoor vielen financiering en ondersteuning weg.
De gevolgen zijn tastbaar: het Aidsfonds meldt een toename van pasgeborenen met hiv. Uganda wordt het hardst geraakt — ruim zestig klinieken moesten sluiten en testprogramma’s liggen stil — waardoor het land volgens hulporganisaties nu weer een aanzienlijk aandeel van de wereldwijde geboorten met hiv voor zijn rekening neemt. Dat is schrijnend omdat overdracht van moeder op kind doorgaans goed te voorkomen is met eenvoudige medische maatregelen.
Kort samengevat: twee decennia van succesvolle hiv-bestrijding door Amerikaanse steun zijn door recente beleidskeuzes abrupt ondermijnd, met directe menselijke kosten in kwetsbare landen.