Cognitieve oorlogvoering: brein van burger is het nieuwe slagveld
In dit artikel:
François du Cluzel, auteur van het invloedrijke NATO-paper Cognitive Warfare (2020), stelt dat cognitieve oorlogvoering een fundamenteel andere vorm van conflict is: niet gericht op terrein of materieel, maar op de manier waarop mensen denken. Tijdens een panel op 5 oktober 2021 legt hij uit dat dit vakgebied verder gaat dan klassieke desinformatie of psychologische operaties. Het doel is niet alleen meningen te veranderen, maar de cognitieve processen zelf te manipuleren — kortweg “van iedereen een wapen maken” door het brein te “hacken”.
Om dat te bereiken worden uiteenlopende disciplines ingezet: psychologie, neurobiologie, taalkunde, sociologie, gedragswetenschap en nieuwe technologieën. Door big data, AI en gedragsmodellen zijn overtuigingen en gedrag steeds preciezer voorspelbaar en te sturen. Voorbeelden zijn gerichte psychografische profilering (zoals bij het Cambridge Analytica‑schandaal) en door AI aangedreven “behavioral economics”. Cyberpsychologie, brein‑computerinterfaces, farmacologische middelen en NBIC‑technologieën (nano-, bio-, info- en cognitieve technologie) bieden volgens Du Cluzel middelen om geheugen, besluitvorming, emotie en zelfs zelfbeeld te beïnvloeden — instrumenten die interessant zijn voor inlichtingendiensten en militaire plannen.
Cognitieve oorlogvoering verandert het slagveld: burgers worden niet langer louter collateral damage of passieve ontvangers, maar primaire doelwitten. Het winnen van een conflict betekent dan het afdwingen van gewenst gedrag en het bewerkstelligen van ideologische converte — niet het innemen van grondgebied. Omdat zulke operaties zich vaak onzichtbaar en langdurig voltrekken, zijn ze moeilijk te beteugelen; er is geen conventioneel vredesakkoord dat ze beëindigt.
Deze doctrine is geen louter theoretisch debat binnen de NAVO. Uit vrijgegeven documenten (Wob) en berichtgeving blijkt dat ook Nederlandse militaire en civiele instanties cognitieve dimensies expliciet meenemen. Een nota van 4 augustus 2020 van een luitenant‑generaal aan minister Bijleveld benadrukt “informatie‑gestuurd optreden” in drie dimensies: fysiek, virtueel en cognitief, waarbij het ondermijnen van de wil van tegenstanders centraal staat en NAVO‑doctrine wordt gevolgd. Nederland organiseerde in het voorjaar van 2020 een NATO Innovation Challenge rond Covid‑19, met aandacht voor surveillancesystemen en samenwerking tussen militaire en civiele gezondheidsactoren. NRC onthulde in november 2020 dat het Land Information Manoeuvre Centre (LIMC) was opgericht om burgers te monitoren tijdens de coronacrisis; het LIMC gebruikte methoden als Behavioral Dynamics Modeling (ontwikkeld door de SCL‑groep, moederbedrijf van Cambridge Analytica) en werkte samen met politie en NCTV.
Het artikel trekt harde conclusies over de democratische en ethische implicaties. Cognitieve oorlogsvoering wordt verkocht als een manier “zonder te vechten” te winnen en zo burgerlevens te sparen, maar als die middelen op eigen burgers worden toegepast dreigt grootschalige inmenging in individuele vrijheid: autonomie, het recht om informatie te zoeken en zelf keuzes te maken, en de ruimte voor afwijkende meningen. De auteur waarschuwt dat het streven om “staatsgevaarlijke” overtuigingen te corrigeren tot autoritaire praktijken kan leiden en vergelijkt potentiële uitkomsten met historische voorbeelden van totalitaire controle.
Verder wordt gewezen op geopolitieke realiteit: landen als China en Rusland investeren zwaar in cognitieve capaciteiten, en westerse defensiestructuren passen hun doctrines daarop aan. De analyse waarschuwt dat dit hele‑of‑overheid‑benaderingen (waarbij civiele instituten en techbedrijven betrokken worden) de deur openen naar permanente, moeilijk te reguleren beïnvloedingstechnieken.
Kortom: cognitieve oorlogvoering is een evolutie van moderne strategieën waarbij menselijk denken het primaire doelwit wordt. De combinatie van grote datastromen, AI, gedragswetenschap en neurotechnologie maakt gerichte beïnvloeding krachtiger en ondoorzichtiger dan klassieke propaganda. De ontwikkelingen roepen fundamentele vragen op over privacy, democratische controle en de rol van militaire en veiligheidsdiensten in samenlevingen, en zetten het debat over ethiek en juridische grenzen van zulke middelen urgent op de agenda.