Christelijke homo voor de klas maakt indruk op gereformeerde leerling
In dit artikel:
Henriëtte Boersma, predikantsvrouw en voormalig counselor en docent op gereformeerde scholen, onderzocht de effecten van de lesmethode Homo in de klas (later Queer in de klas) op vier gereformeerde scholen in Zwolle, Rotterdam, Amersfoort en Groningen. Op verzoek van het ministerie van OCW in 2013 nam ze het onderzoek op zich; eind januari verdedigt ze haar proefschrift aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.
Wat: de methode bestond uit drie lessen: een bijbelse lezing over homoseksualiteit, een persoonlijk verhaal van een christelijke homoseksuele gastspreker en een nabespreking. De beoogde doelen waren bespreekbaarheid en respect, niet volledige acceptatie van homoseksuele relaties.
Waar en wanneer: de observaties en vragenlijsten betroffen rond 2015 uitgevoerde lessen op genoemde gereformeerde scholen; de methode zelf verscheen in 2009 en kreeg vanaf 2010 al kritiek en aanpassing.
Waarom: directies wilden iets doen tegen het gebruik van 'homo' als scheldwoord en tegen een onveilige sfeer. Veel leerlingen bleken weinig concrete kennis te hebben over homoseksualiteit, kenden weinig openlijk homoseksuelen in hun omgeving en baseerden meningen op stereotiepe beelden. Bovendien was het onderwerp op school en in catechisatie vaak niet of nauwelijks besproken.
Belangrijkste bevindingen: na de lessen nam het bewustzijn toe dat je onbedoeld mensen in je directe omgeving kunt kwetsen; stereotypen werden genuanceerder en leerlingen kregen meer woordenschat om over homoseksualiteit te praten. Vragenlijsten toonden ook dat veel leerlingen, ondanks wekelijkse kerkgang en religieus engagement, nooit specifiek Bijbelteksten over homoseksualiteit hadden bestudeerd — een teken dat geloofsopvoeding dit onderwerp vaak overslaat. Boersma stelt dat jongeren in de westerse context steeds meer zelf kiezen wat ze vanuit het geloof aannemen, en dat schoollessen soms de eerste context vormen waarin ze dit thema op bijbels niveau tegenkomen.
Controverses en reacties: de methode riep aanvankelijk weerstand op — scholen wezen een vroege versie af en critici vreesden dat scholen de kerken zouden voorlopen of leerlingen een relativerende boodschap opdroegen. Sommige ouders vroegen dat hun kinderen de lessen mochten overslaan; die kregen een vervangende opdracht. Volgens Boersma droogden dergelijke bezwaren na verloop van jaren grotendeels op.
Reflectie en aanbeveling: Boersma pleit voor open gesprek over homoseksualiteit binnen gezin, kerk en school, en voor pastorale aandacht die respect en zorg centraal stelt zonder in veroordeling te vervallen. Ze laat zien dat het mogelijk is om orthodoxe geloofshuishoudingen te verbinden met het creëren van een veilige, respectvolle schoolcultuur voor kwetsbare lhbti-leerlingen.