Chinees filmfestival in New York gaat niet door na intimidatiecampagne
In dit artikel:
Het IndieChina Film Festival in New York, dat zaterdag van start had moeten gaan, is op last van organisator en onafhankelijke producent Zhu Rikun intussen geannuleerd. Zhu noemde de beslissing pijnlijk en liet weten dat veiligheid van filmmakers, medewerkers en hun familie de doorslag gaf: volgens hem zijn betrokkenen in binnen- en buitenland bedreigd en lastiggevallen, waarna veel makers hun films terugtrokken.
Op het programma stonden onder meer documentaires en fictie die gevoelige thema’s over China aansnijden: een portret van aids-activiste Gao Yaojie in ballingschap in New York, films over de Hongkongse opstand, strenge coronamaatregelen, homoprostitutie, en een animatiefilm over een poppenmaker die zelf een marionet wordt. Ook Zhu zou werk tonen: zijn documentaire Welcome, ontstaan na belemmering door lokale autoriteiten in Sichuan, gebruikt heimelijk opgenomen geluidsmateriaal en bevat vrijwel geen beeld.
Zhu rapporteerde dat familieleden in China onder druk kwamen te staan. Hij beschreef telefoontjes met een onrustige toon van zijn vader en meldde dat een vrouw die voor hem in Beijing werkte door autoriteiten is meegenomen en gewaarschuwd werd afstand te bewaren. Wie precies achter de bedreigingen zit, is onduidelijk; een van de bioscoopzalen zou bovendien een verzoek tot afgelasting hebben ontvangen van een groep Chinese studenten in New York die de geprogrammeerde films onevenwichtig vond.
De afgelasting valt in een bredere trend van ‘transnationale repressie’: kritische stemmen over China worden ook in het buitenland geïntimideerd of gecensureerd. Recent werden in Thailand werken van Tibetaanse, Oeigoerse en Hongkongse kunstenaars op verzoek van Chinese partijen verwijderd of afgeplakt. Eveneens deze maand bleek dat Sheffield Hallam University een onderzoek naar dwangarbeid in Xinjiang vroegtijdig wilde staken — naar eigen zeggen uit angst voor juridische risico’s en veiligheid, maar critici wezen ook op commerciële motieven en de druk van toegang tot de Chinese markt; later werd dat besluit na juridische stappen weer teruggedraaid.
De zaak illustreert hoe culturele en academische activiteiten buiten China kwetsbaar zijn voor druk en intimidatie, en welke remmende werking dat heeft op vrijheid van meningsuiting en onderzoek — niet alleen voor betrokkenen zelf, maar ook voor hun familie die in China blijft. Zhu hoopt dat de afgelasting een einde maakt aan de last die zijn netwerk ervaart, maar het incident laat zien dat grensoverschrijvende vormen van druk steeds vaker optreden.