China wordt dominant in schone technologie, Amerika in AI (en Europa denkt er nog over na)
In dit artikel:
Maandag 10–12 november 2025 begon in Belém een klimaattop die plaatsvindt in een verwarrende fase van de energietransitie. Waar na Parijs 2015 nog optimisme over een gezamenlijke route naar duurzame welvaart klonk, is dat vertrouwen grotendeels verdampt. Delen van Europa hebben aangescherpt klimaatbeleid versoepeld of teruggedraaid en in de VS zet de terugkeer van Trump de beleidslijnen van de vorige regering onder druk. Tegelijk voelt de klassieke topcultuur — delegaties, onderhandelingen en slotverklaringen — steeds meer als een verouderd instrument: besluitvorming en machtsspelletjes verschuiven naar geopolitiek en nationale autonomie.
Twee tegenstrijdige technologische stromingen bepalen de onrust. Aan de ene kant bouwt China onverstoorbaar aan schone energieschaal: het land maakt naar schatting zo’n tachtig procent van alle zonnepanelen en levert een groot deel van de mondiale zonne-energieproductie, die sinds 2023 goedkoper zou zijn dan kolen. China heeft bovendien veel van de benodigde grondstoffen voor schone technologie in handen en blijft fors uitbreiden.
Aan de andere kant ontstaan in de Verenigde Staten enorme investeringsgolven in energie-intensieve technologieën zoals datacenters en AI-infrastructuur. Consultancy McKinsey voorziet tot 2030 investeringen tot circa 7.000 miljard dollar, met een sterke groei van het aantal datacenters en hun stroomverbruik: nu al vele honderden terawatturen per jaar, en een scenario waarbij de sector straks evenveel elektriciteit gebruikt als hele economieën. Bovendien wordt AI zelf ingezet om de efficiëntie van fossiele winning te vergroten, waardoor olie- en gasvelden meer rendement opleveren en de vraag naar fossiele brandstoffen kan blijven bestaan.
Die simultane opkomst van grootschalige schone technologie enerzijds en explosieve, energieverslindende digitale infrastructuur anderzijds schept een dubbel beeld. Hoewel het aandeel hernieuwbare energie snel groeit en technologische kosten dalen, nemen de emissies uit fossiele bronnen nog altijd toe — en dat bepaalt de directe klimaateffecten. De balans tussen opwarming en vergroening blijft daardoor onzeker.
Publicaties zoals Hannah Ritchie’s Clearing the Air bieden voorzichtige hoop: schone technologie kan exponentieel goedkoper worden en er zou nog enige decennia zijn om de opwarming te beperken. Maar Ritchie behandelt minder de geopolitieke en technologische interacties die cruciaal zijn voor de uitkomst. De echte beslissing over hoe snel en welk pad de wereld kiest, wordt niet in Belém bezegeld maar in het complexe samenspel van nationale beleidskeuzes, industriële investeringen en internationale machtsverhoudingen.