China, de VS en Rusland werken gezamenlijk aan een autocratische wereld

woensdag, 19 november 2025 (11:29) - De Groene Amsterdammer

In dit artikel:

Maya Wang, directeur China van Human Rights Watch, waarschuwt dat China steeds agressiever zijn invloed in het buitenland inzet en daarmee ook zijn minachting voor mensenrechten exporteert. Tijdens een werkbezoek aan Nederland — net terug uit de VS en op weg naar Genève — presenteerde ze een nieuw HRW-rapport over de verslechterde positie van Oeigoeren in Turkije en plaatste die ontwikkeling in een breder internationaal plaatje: mensenrechten verdwijnen van de voorgrond, terwijl autoritaire stromingen wereldwijd elkaar vinden.

Wang trekt scherpe parallellen tussen leiders als Donald Trump en Xi Jinping: beide mobiliseren een base met nationalistische, macho‑gerichte waarden, tonen weinig respect voor democratische waarborgen en verwerpen moderne gender- en seksuele minderheidsrechten. Die ideologische overlap vertaalt zich ook in onverwachte transnationale contacten. Ze beschrijft een bijeenkomst in China van Guancha, een platform van miljardair Eric Li dat het Chinese systeem als superieur propageert, waar Amerikaanse ultra‑rechtse influencers zoals Jackson Hinkle aanwezig waren. Hinkle, die zichzelf een ‘Maga‑communist’ noemt en banden heeft met pro‑Russische kringen, illustreert volgens Wang hoe radicale nationalisten uit verschillende landen elkaar blijken op te zoeken.

De zorg is dat zulke samenwerkingen kunnen uitgroeien tot een internationale beweging die de rechtsstaat en het internationale rechtssysteem ondermijnt. Wang stelt dat mensenrechten als institutioneel mechanisme — met name rond de VN — sterk verzwakt zijn; ze noemt mensenrechten zelfs in een “klein hokje in quarantaine” gezet. Ze legt de schuld deels bij beleidsverschuivingen in de VS, vooral onder Trump, die volgens haar de aandacht en politieke druk op mensenrechten heeft doen afnemen. Europa reageert volgens haar te verdeeld en vooral angstig, waardoor het minder bereid is te blijven oefenen op autoritaire staten.

Het HRW‑rapport zelf toont concrete gevolgen: Oeigoeren in Turkije zijn hun relatief beschermde positie grotendeels kwijtgeraakt door een strenger Turks anti‑immigratiebeleid en toenemende toenadering tussen Ankara en Peking. Dat is opmerkelijk omdat Turkije historisch gezien cultureel en politiek sympathie had voor de Oeigoeren; zelfs president Erdoğan noemde de gebeurtenissen in Ürümqi ooit ‘genocide’, maar die kritiek is in de loop van de jaren vervaagd. Wang ziet hetzelfde patroon terug in andere moslim‑meerderheidslanden: na aanvankelijke verontwaardiging heeft veel diplomatie geleidelijk plaatsgemaakt voor pragmatische of pro‑Chinese houdingen — Indonesië stemde in 2022 zelfs tegen het bespreken van een kritisch VN‑rapport over Xinjiang.

China bouwt die invloed op verschillende manieren uit: via scholingsprogramma’s, economische projecten (zoals de hogesnelheidsverbinding Jakarta–Bandung) en persoonlijke banden met diplomaten en professionals. Dat maakt het moeilijk voor mensenrechtenorganisaties om effectief tegenwicht te bieden; HRW is financieel onafhankelijk en kan nog internationaal lobbyen, maar lokale activisten hebben vaak nauwelijks middelen en lopen grote risico’s.

Wang benadrukt de consequenties: wanneer het internationale rechtskader niet actief wordt verdedigd, zijn vooral midden‑ en klein­ere landen kwetsbaar. Ze verwerpt het idee dat Europa zich kan terugtrekken en binnen zijn grenzen een vrijheden‑hoekje kan handhaven. Hoewel de situatie somber oogt, sluit Wang pessimisme niet toe: activisten en organisaties moeten blijven volhouden en steun zoeken — een houding die haar ook persoonlijk drijft.