ChatGPT en het gevaar van ontvaardiging

zaterdag, 13 september 2025 (06:44) - Nijmans Nieuwsbriefje

In dit artikel:

De auteur beschrijft in persoonlijke en licht ironische toon hoe kunstmatige intelligentie in korte tijd alomtegenwoordig is geworden: van chatbots en medische hulpsystemen tot toepassingen in publieke dienstverlening. Wat begon als technische innovatie is volgens hem uitgegroeid tot een maatschappelijke revolutie die ons leven snel verandert, vaak sneller dan ethische en sociale reflectie kan bijbenen.

Centrale zorg is dat het debat over de gevaren en beperkingen van AI te laat komt. Ontwikkelaars en concurrerende landen (zoals de VS en China) hebben weinig prikkel om zichzelf te remmen; competitie leidt tot versnellende implementatie en maakt vrijwillige restricties onwaarschijnlijk. Die snelheid betekent dat veel effecten ons zullen overkomen en ons kunnen verrassen, in plaats van dat we ze bewust sturen.

Een kernbegrip uit de tekst is deskilling: het verlies van vaardigheden door automatisering. De schrijver introduceert het Nederlandse neologisme “ontvaardigen” om aan te geven hoe mensen door AI beroofd kunnen raken van handigheid, kennis en arbeidswaarde. Practicale voorbeelden illustreren dat AI taken overneemt die voorheen uren of dagen van menselijke arbeid vergden — en dat werkgevers die efficiëntie kunnen benutten door banen te schrappen. Voor creatieven zoals de auteur, een tekstschrijver, is de dreiging concreet: schrijfsoftware produceert snel teksten waar hij lang aan werkt, en kan zo marktruimte veroveren.

De auteur toont ook persoonlijke weerzin tegenover de marketingcultuur rond AI: Instagramadvertenties beloven jonge gebruikers wereldwijde luxe en vrije tijd door automatisering, en schetsen vijftigplussers als onkundig en achterhaald. Dat soort retoriek wekt ergernis en benadrukt een generatiekloof in toegang tot en omgang met nieuwe tools. Tegelijk wordt het risico benoemd dat AI het publieke debat vervuilt: met een knipoog naar Steve Bannon waarschuwt de schrijver dat een stortvloed aan goedkope, kunstmatige content het informatielandschap kan vervuilen, waardoor serieuze beleidsdiscussies en echte kennis ondersneeuwen onder lawaai en manipulatieve output.

Belangrijk is dat het stuk geen onverbiddelijk anti‑AI-manifest is. De auteur erkent de nuttige toepassingen en zegt niet tegen vooruitgang te zijn; zijn houding is kritisch en behoedzaam. Hij stelt dat AI niet te verwijten valt dat het bestaat — het zijn de keuzes van mensen en maatschappelijke structuren die bepalen wat er mee gebeurt. Hij benadrukt dat zijn eigen perspectief deels wordt gevormd door beperkte technische kennis en persoonlijke ervaring: hij gebruikt AI niet voor dit stuk en ziet het vooral als “super‑Google” en als concurrent op een krappe arbeidsmarkt.

Kortom: AI biedt enorme productiviteitswinst, maar brengt tegelijk risico’s voor menselijke vaardigheden, werkgelegenheid en de kwaliteit van publieke informatie. Omdat technologische en geopolitieke drijfveren remmen op zelfregulering onwaarschijnlijk maken, waarschuwt de schrijver voor een toekomst waarin we reactief worden geconfronteerd met de gevolgen in plaats van die proactief te sturen. Zijn advies zit in terughoudendheid en kritische beoordeling — erkennen wat AI kan, zonder de mogelijke maatschappelijke prijs uit het oog te verliezen.