Cas Wouters (1943-2025) was de belichaming van zijn eigen informaliseringstheorie
In dit artikel:
Socioloog Cas Wouters verwierf internationaal faam met zijn theorie van de informalisering: de beheerste versoepeling van gedrags- en gevoelsregels in westerse samenlevingen. Vanaf de jaren zestig signaleerde hij dat hiërarchische verhoudingen — tussen bazen en werknemers, leraren en leerlingen, ouders en kinderen — minder stijf werden en dat etiquette en innerlijke remmingen plaatsmaakten voor meer vertrouwelijkheid en gemeenzaamheid. Zijn observaties bestrijken breed terrein: daten en hofmakerij, vriendschap, opvoeding, liefde en seksualiteit, rouw en sterven, en hij ontwikkelde daarmee een consistente empirische en theoretische basis die ook buiten Nederland veel navolging kreeg.
Wouters zag informalisering niet als een volledige breuk met de civilisatietraditie van Norbert Elias, maar als een voortzetting in gewijzigde vorm: minder strikte regels, maar juist hogere eisen aan zelfcontrole. Die paradoxale combinatie — de teugels vieren als het kan, aanhalen als het moet — leidt tot nieuwe spanningen. Voor velen bracht de versoepeling bevrijding; groepen die voorheen als “sociaal minder” golden (vrouwen, arbeiders, jongeren, homoseksuelen, psychiatrische patiënten en immigranten) wonnen aan zeggenschap. Tegelijk ontstond een sociale druk om nonchalant, authentiek en gelijk te lijken: wat Wouters treffend omschreef als de “sociale dwang tot ongedwongenheid”. Sommige mensen konden die voortdurende zelfsturing niet aan, anderen sloegen door.
Historische versnellingen — de roaring twenties en de jaren zestig — en de groei van commerciële en democratische relaties versnelden het proces. Wouters belichtte ook de keerzijde van emancipatie: grotere emotionele verwachtingen en prestatiedruk, bijvoorbeeld bij kinderen en in intieme betrekkingen (hij gebruikte daarvoor het beeld van opschuivende “geilgrenzen”). Recent zag hij contemporaine bewegingen als #MeToo, Black Lives Matter en lhbti+-activisme niet los van de civilisatiedruk richting meer empathie en gelijkheid; het publieke verzet tegen die tendensen benadrukt volgens hem juist hun impact.
Persoonlijk paste Wouters zijn theorie toe in levensstijl en keuzes: hij werd gekend om zijn opvallende overhemd en zijn open wijze van omgaan. Zijn zelfgekozen dood past volgens het artikel in diezelfde lijn: het doorbreken van taboes rond sterven en het opeisen van regie over het eigen einde, een thema dat al in zijn dissertatie en latere werk terugkeerde. Tegenwoordig is de term ‘informalisering’ wijd verspreid — minder altijd direct aan hem gekoppeld — maar zijn analyse blijft richtinggevend voor het begrijpen van moderne omgangsvormen en hun ambivalente effecten.