Carola Schouten met de tram naar het stadhuis - moeten we daar echt bewondering voor hebben?
In dit artikel:
Carola Schouten, voormalig vicepremier voor de ChristenUnie en recent benoemd tot burgemeester van Rotterdam, krijgt in de media veel aandacht omdat ze met de tram naar haar werk zou reizen. Columnisten en kranten presenteren dat als bewijs dat ze “gewoon” en dicht bij het volk staat. De auteur van het origineel artikel ziet dit echter als een zorgvuldig geregisseerde beeldvorming, onderdeel van een terugkerend patroon waarbij politieke kopstukken af en toe symbolische handelingen inzetten om hun afstand tot het establishment te maskeren.
Kernpunt van de kritiek is dat Schouten geen gekozen burgervader is maar door bestuurlijke kanalen benoemd werd, waardoor er volgens de criticus geen rechtstreeks mandaat van Rotterdammers bestaat. Bovendien wordt gewezen op haar bestuurlijke verleden: als prominent Haagse bewindspersoon zou ze mede verantwoordelijk zijn geweest voor het stikstof- en landbouwbeleid dat veel boeren hard trof. Dat achtergrondverhaal, gecombineerd met een op de voorgrond geplaatste biografie over haar Brabants-boeren afkomst, wordt gezien als een herhaald vernislaagje om politieke loyaliteit en elitebanden te verhullen.
Het artikel plaatst Schoutens tramrit in een breder perspectief van “kartelromantiek”: politici laten zich af en toe zien als nuchtere burgers — fietsen, brood smeren, tramrijden — terwijl hun dagelijkse realiteit wordt beheerd door chauffeurs, communicatieadviseurs en ambtelijke dienstverleningen. Volgens de schrijver is die symboliek leeg zolang er geen echte wederkerigheid of democratische keuze achter zit.
De centrale vraag die overblijft: voor wie zit Schouten werkelijk in het ambt van burgemeester — voor de Rotterdamse bevolking of voor het politieke netwerk dat haar benoemde? De conclusie van het stuk is dat theatrale nederigheid de kernproblemen van legitimiteit en beleid niet oplost.