Buitenlandse schaatsers kunnen amper leven van de sport: 'Gouden ring is een begin'
In dit artikel:
Timothy Loubineaud stond deze week in Salt Lake City even met een luxeprobleem: waar laat je je vinger opmeten voor de ring die nieuwe wereldrecordhouders krijgen? De 29‑jarige Fransman verbeterde onverwacht het wereldrecord op de 5 km en voegt zijn naam toe aan de muur in de beroemde hal, maar de ring die hij bedoelt is een nieuw door de ISU ingevoerde beloning — mét bijbehorende premie van 5.000 dollar — die dit seizoen is geïntroduceerd.
De invoering van die ring en extra bonus zet een punt achter een groter debat over de financiële situatie van schaatsers. Peder Kongshaug, Noors wereldkampioen op de 1.500 meter, luidde afgelopen zomer al de noodklok: veel opbrengsten blijven bij de ISU hangen en rijders, zeker buiten Nederland, kunnen moeilijk van het schaatsen leven. Prijzengeld voor bijvoorbeeld een wereldbekerzege is volgens Kongshaug al decennialang nagenoeg onveranderd (ongeveer 1.500 dollar), een bedrag dat in de jaren negentig ook al bestond. Ook Joep Wennemars onderstreept dat buitenlanders geld moeten kunnen verdienen; veel Nederlandse rijders zitten achter een commerciële ploeg, anderen missen die steun.
De ISU erkent de klemtoonverschuiving: Douwe de Vries, voorzitter van de ISU‑atletencommissie, wijst erop dat de bond de laatste jaren meer personeel heeft aangenomen om bijvoorbeeld Aziatische markten beter te begrijpen en professioneler met media en content om te gaan. Dat zorgt voor hogere loonkosten, maar volgens De Vries moet die investering ook zichtbaar ten goede komen aan de schaatsers. Een structurele verhoging van het prijzengeld kan echter niet eenzijdig worden doorgevoerd; het moet worden goedgekeurd op het ISU‑congres, iets wat bij de vorige bijeenkomst niet lukte. Zowel Kongshaug als De Vries zeggen te werken aan een substantiële toename vanaf volgend seizoen — en Kongshaug waarschuwt half grappend dat hij terugkomt als er geen vooruitgang volgt.