Btw-verhogingen vergroten kloof tussen rijk en arm

vrijdag, 5 september 2025 (19:23) - Joop

In dit artikel:

Eelco Heinen (VVD) stelde een plan voor om vanaf 2026 een deel van het huidige lage btw-tarief (9%) naar het hoge tarief (21%) te verplaatsen. Het voorstel, oorspronkelijk bedacht door oud-minister Sigrid Kaag (D66), zou onder meer hotelkamers, pensions, vakantiewoningen en safaritenten duurder maken. Andere ideeën van Kaag—zoals het belasten van musea, theaters en concerten met 21%, het laten vallen van de lage btw voor boeken en kranten, of het verhogen van de btw op sportscholen en voetbalwedstrijden—werden onder politieke druk teruggedraaid; zelfs D66-fractieleider Rob Jetten keerde zich uiteindelijk tegen een van Kaags plannen.

Historisch gezien zijn zowel het hoge als het lage btw-tarief in Nederland sinds de invoering in 1969 gestaag gestegen. Een belangrijke stap was de btw-verhoging in 2019, waarvan premier Mark Rutte destijds zei dat die gecompenseerd zou worden door lagere inkomstenbelasting. In de praktijk verschoof de belastingdruk echter naar normaalverdieners, terwijl veelverdieners relatief werden bevoordeeld.

Belastingonderzoeker Laurens Wijtvliet concludeert in zijn proefschrift dat het verplaatsen van belastingdruk van directe belastingen (inkomstenbelasting) naar indirecte belastingen (btw) negatief uitpakt voor welzijn en vermogensongelijkheid vergroot. Indirecte belastingen werken relatief zwaarder door voor mensen met lagere en middeninkomens, waardoor hun materiële levensstandaard daalt en maatschappelijke problemen kunnen toenemen.

Twee fundamentele beginselen van belastingrecht komen in het geding: Gleichbelastung (gelijke belasting voor gelijke economische situaties) en het ability-to-pay-principe (wie meer kan betalen, draagt meer bij). Volgens Wijtvliet is er geen gelijke behandeling tussen arbeidsinkomen en kapitaalinkomen; het huidige systeem kent uitzonderingen en constructies die kapitaalinkomen ontzien en hogere inkomens helpen hun vermogen te laten groeien. Als gevolg hiervan groeit het aandeel van de bevolking dat geen vermogen kan opbouwen.

De maatschappelijke gevolgen van grote vermogensongelijkheid zijn breed: meer armoede, slechtere gezondheid, hogere criminaliteit, verminderde gelijke kansen en afnemende sociale cohesie. Ongelijkheid kan ook politieke invloed scheeftrekken, waardoor de welgestelden disproportioneel het beleid en het medialandschap bepalen.

Wijtvliet wijst meerdere oorzaken aan voor de toenemende ongelijkheid: globalisering, deregulering, privatisering, te lage minimumlonen, zwakke sociale zekerheid, verzwakte vakbonden, een winner-takes-all-cultuur en buitensporige beloningen voor topmanagers—kortom elementen van het neoliberale model. Het belastingsysteem versterkt eerder deze scheefgroei dan dat het tegengas biedt.

Als oplossingen pleit hij voor het terugdringen van onrechtvaardigheden in de inkomstenbelasting, het benutten van die belasting als instrument om vermogensongelijkheid af te remmen, en bredere beleidsmaatregelen: hogere minimumlonen, herstel van sociale zekerheid, begrenzing van CEO-salarissen en het terugdraaien van bepaalde privatiseringen. Alleen met een eerlijker belastingstelsel—waarbij de sterkste schouders meer dragen—lijkt volgens hem meer maatschappelijke welvaart en cohesie voor iedereen haalbaar. Een concreet voorbeeld van hoe privileges moeten verdwijnen: ook prominente bewoners met gunstige belastingregimes, zoals koning Willem-Alexander, zouden volgens het gelijkheidsbeginsel die voordelen niet moeten behouden.