Boris Johnson slaat alarm: geen digitale ID-kaart, dit is 1984-achtig
In dit artikel:
Boris Johnson verzet zich fel tegen een door de overheid in de smartphone ingevoerde digitale ID-kaart en waarschuwt dat zo’n systeem een bedreiging is voor privacy, veiligheid en vrijheid. De voorgestelde regeling — gepresenteerd als middel tegen illegale migratie en fraude door Labour onder Starmer — zou volgens Johnson neerkomen op een grote, centrale databank met persoonsgegevens en biometrie, kwetsbaar voor hacks en misbruik, en bovendien extreem duur om te bouwen en te onderhouden (de term “tientallen miljarden” wordt genoemd).
Johnson stelt dat zo’n digitale pas niet alleen Britten treft: in Londen is een aanzienlijk deel van de bevolking in het buitenland geboren, en het risico bestaat dat het systeem mensen kan uitsluiten of voor controle vatbaar maakt. Hij wijst erop dat werkgevers al verplicht zijn om documenten als paspoorten en werkvergunningen te controleren, waardoor een extra laag staatsbureaucratie weinig toevoegt aan het bestrijden van mensensmokkel of georganiseerde fraude. Eveneens belangrijk in zijn kritiek: commerciële partijen met grote klantendatabases blijken al moeite te hebben hun gegevens te beveiligen — waarom zou een staatsproject dat wél kunnen?
Politiek gezien ziet Johnson het plan als een technocratische afleiding van echte problemen: hoge kosten en politieke zwakte zouden worden verborgen achter een autoritair IT-project dat burgerrechten inschrikt. Hij waarschuwt voor een omslag naar een “controle-staat” en vergelijkt de verplichting om je telefoon te tonen met een “papers, please”-cultuur. Historische context: soortgelijke ID-ideeën uit de Blair-periode zijn eerder afgewezen, en Johnson pleit ervoor die afwijzing te herbevestigen nu digitale middelen veel ingrijpender zijn.
Kortom: volgens Johnson is een centrale digitale ID in je telefoon duur, ondoeltreffend tegen criminele netwerken, riskant qua veiligheid en gevaarlijk voor burgerlijke vrijheden — en moet daarom van de politieke agenda.