Bij kernenergie zijn niet de kosten het probleem, maar onze politici

zaterdag, 11 oktober 2025 (05:55) - Wynia's Week

In dit artikel:

Het cruciale thema is netbetrouwbaarheid: voor de toekomst van de Nederlandse economie is een stabiel elektriciteitsnet van doorslaggevend belang. Minister Sophie Hermans (VVD) kiest in haar Prinsjesdagbrief expliciet voor een strategie gebaseerd op grootschalige wind op zee en omvangrijke, mogelijk onbeperkte subsidies. De auteur van dit stuk waarschuwt dat die keuze veel nadelen heeft: grote kosten, milieu-impact op vogels en vissen, en extra risico’s op het vasteland door de geplande ammoniaktreinen die opgewekte energie (of energiedragers) van de Noordzee naar industriegebieden moeten brengen.

Belangrijke cijfers en tegenwerpingen: netbeheerder TenneT heeft inmiddels ongeveer €42 miljard aan verplichtingen opgenomen voor het netwerk op zee — maar dat bedrag dekt alleen de bekabeling van de Noordzee naar plekken als Rijnmond en Terneuzen; het levert zelf geen kilowattuur energie. De windparken zelf hebben al substantiële subsidies nodig (de huidige plannen kennen al een miljard aan subsidie en waarschijnlijk veel meer). Daarbovenop komen extra investeringen om de stabiliteit van het landelijk hoogspanningsnet te garanderen vanwege de variabiliteit van windenergie; de auteur schat conservatief nog eens minimaal circa €8 miljard extra. Als voorbeelden van netproblemen worden incidenten in Spanje en het Britse betaalde stilleggen van windparken genoemd.

Financierings- en beheerrisico’s worden ook aangekaart: TenneT mag volgens het huidige regime werken met een cost-plus constructie (alle uitgaven doorberekenen plus opslag), wat klantrisico’s vergroot. Bovendien wekt de combinatie van politici zonder grote technische projectervaring en adviesbureaus met commerciële belangen zorg over kostenbeheersing.

Als alternatief pleit de schrijver voor het schrappen van (een groot deel van) wind op zee en het inzetten op kernenergie: uitbreiding en verzwaring van de centrale bij Borsele, gecombineerd met middelgrote en kleine reactoren (SMR’s) dicht bij industriële grootverbruikers. Voordelen die genoemd worden: minder druk op het landelijke net, benutting van restwarmte, geen ammoniaktreinen en kleinere landschappelijke en ecologische ingrepen. Wereldwijd onderzoeken of implementeren meer dan twintig landen nu dergelijke medium en kleine reactorconcepten; fabrikanten als Rolls‑Royce, NuScale en Zuid-Koreaanse leveranciers spelen een rol. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) blijft volgens de auteur sceptisch en verwacht commerciële beschikbaarheid pas rond 2040–2045, maar internationale ontwikkelingen en IAEA‑informatie wijzen op sneller schaalbare inzetmogelijkheden (bouw- en productiesnelheid kan volgens de schrijver binnen jaren verbeteren).

Politieke en juridische onzekerheid blijft een knelpunt voor zowel wind als kern: procedures, vergunningen en mogelijke juridische acties van milieuorganisaties kunnen projecten jaren vertragen. Economisch is de keuze relevant omdat elke miljard die in het ene pad wordt gestoken, niet meer beschikbaar is voor andere uitgaven — de auteur suggereert dat geld anders nuttiger besteed zou kunnen worden (voorbeeld: kinderbijslag).

Kort: het artikel zet twee routes tegenover elkaar — grootschalige wind op zee met hoge subsidiekosten en technische risico’s, versus uitbreiding met grote en met name middelgrote/kleine kernreactoren dichter bij verbruikers — en pleit uitvoerig voor het laatste als efficiëntere, minder netbelastende optie.