Big data belooft statushouder betere baankans, maar tegenover­gestelde blijkt

woensdag, 3 december 2025 (06:08) - Follow the Money

In dit artikel:

Eind 2024 is het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) gestart met proeven met GeoMatch, een algoritme dat zou moeten voorspellen in welke arbeidsmarktregio een nieuwkomer de beste kansen heeft om werk te vinden. Het systeem, ontwikkeld door het Immigration Policy Lab (IPL, verbonden aan onder meer Stanford en ETH Zürich), combineert persoonskenmerken (zoals opleiding, vaardigheden, land van herkomst, moedertaal en gezinssituatie) met plaatsingsvariabelen om te adviseren in welke drie regio’s een statushouder het meest kansrijk zou zijn. Het COA presenteerde de visie in mei 2024 tijdens een congres in het Evoluon: meer keuzevrijheid voor vluchtelingen en lagere kosten voor gemeenten.

Onderzoek door een team van de Universiteit Utrecht (promovendus Kinan Alajak en collega’s) en een review door hoogleraar Sennay Ghebreab tonen echter dat het systeem vaak contraproductief werkt. In plaats van nieuwkomers doelgericht naar kansrijke plekken te leiden, selecteert GeoMatch de “meest geschikte statushouder voor een locatie”. Daardoor belanden juist mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt in regio’s waar arbeidskansen sowieso laag zijn, wat ongelijkheid tussen statushouders en tussen gemeenten vergroot. De onderzoekers concluderen dat vaardigheden en beroepsachtergrond nauwelijks meetellen; factoren als geslacht, nationaliteit en moedertaal blijken veel zwaarder door te wegen. Vrouwen en kinderen worden vrijwel genegeerd doordat het model kijkt naar het gezinslid met de hoogste vermoedelijke arbeidsparticipatie, wat volgens critici tot gender- en etnische discriminatie leidt.

De UU-onderzoekers wijzen daarnaast op methodologische problemen: het model is getraind op te weinig en deels niet-representatieve data (onder meer uit de coronaperiode), waardoor de voorspellingen onbetrouwbaar zijn. Een vertrouwelijke risicoanalyse van het COA waarschuwt dat het onduidelijk kan zijn wanneer medewerkers van het COA van het advies moeten afwijken, met het risico dat beslissingen in de praktijk geautomatiseerd worden. Ook worden gevoelige demografische variabelen gebruikt, wat volgens juridische onderzoekers (Ola al Khatib) onder de AVG extra toetsing vereist: het COA moet aantonen dat zulke gegevens noodzakelijk en evenredig zijn voor de wettelijke taak — iets wat nog niet overtuigend gebeurd zou zijn.

COA en ontwikkelaar IPL verzetten zich tegen de conclusies van de UU: zij stellen dat historische tests verbeteringen laten zien voor verschillende groepen en opleidingniveaus en noemen IPL een niet-commercieel, betrokken partner. Desondanks erkent het COA intern dat de organisatie niet de benodigde kennis in huis heeft en koos het bestuur toch voor doorgang van de proef; de tests lopen tot zeker september 2027 en de uitkomsten worden volgens het COA gemonitord op discriminatie.

Gemeenten en statushouders zelf zijn in veel gevallen niet geraadpleegd; meerdere gemeenten gaven aan niets te weten van GeoMatch en maakten bezwaar tegen het risico dat juist mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt onevenredig bij hen zouden worden geplaatst. Vluchtelingenorganisaties waarschuwen dat plaatsing niet alleen van werkkansen afhankelijk is maar ook van voorzieningen, bereikbaarheid, sociale netwerken en persoonlijke veiligheid — factoren die een algoritme zoals GeoMatch te weinig meeneemt.

Kortom: hoewel GeoMatch potentie heeft om data-gedreven keuzes te ondersteunen, tonen onderzoekers en belangenorganisaties ernstige risico’s op ongelijkheid en discriminatie, onvoldoende bewijs voor effectiviteit en juridische bezwaren. Zij pleiten voor meer transparantie, betere data, grondige rechtmatigheidschecks en betrokkenheid van statushouders en gemeenten voordat het instrument routinematig wordt ingezet.