Betrouwbaarheid van (hervonden) herinneringen aan misbruik onderzocht
In dit artikel:
Onderzoekers van de Universiteit Maastricht, de Universiteit van Amsterdam en de politie (in opdracht van het programma Politie en Wetenschap) onderzochten hoe herinneringen aan seksueel misbruik van langer geleden zich laten typeren en in hoeverre die te onderbouwen zijn. Dat is relevant omdat zedenzaken vaak weinig tastbaar bewijs opleveren, waardoor de betrouwbaarheid van verklaringen doorslaggevend is — zeker bij zogenoemde hervonden herinneringen waarvan de authenticiteit omstreden is.
Aanpak: 140 politiedossiers die vanwege opvallende kenmerken (onder meer mogelijke hervonden herinneringen) waren voorgelegd aan de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken (LEBZ) werden systematisch geanalyseerd. Twee onafhankelijke coderparen registreerden het type herinnering (continue herinnering, spontaan hervonden herinnering, of hervonden herinnering na een actief zoekproces) en beoordeelden het aantal toetsbare details en de aanwezigheid van ondersteunend bewijs.
Belangrijkste bevindingen: typologieën van herinneringen waren betrouwbaar te onderscheiden. Verklaringen gebaseerd op continue herinneringen bevatten gemiddeld meer verifieerbare details en werden veel vaker door bewijs ondersteund dan verklaringen die voortkwamen uit een actief zoekproces; die laatste leverden zelden stevig bewijs op. Tussen spontaan hervonden herinneringen en hervonden herinneringen na actief zoeken bleek geen overtuigend verschil in aantal toetsbare details of bewijsondersteuning. Exploratief bleek wel dat toetsbare details in herinneringen na actief zoeken vaker onjuist waren, en dat dergelijke herinneringen vaker gaan over herhaald misbruik en meerdere daders, terwijl spontane hervonden herinneringen meestal éénmalig misbruik betroffen.
Conclusies en aanbevelingen: hervonden herinneringen vormen geen uniforme categorie; het onderscheiden van het type herinnering helpt bij de inschatting van authenticiteit. Hervonden herinneringen na een actief zoekproces brengen een groter risico op fictieve elementen en leveren zelden bewijs op. De onderzoekers adviseren structureel aandacht voor de ontstaansgeschiedenis van herinneringen in opleidingen en het vroegtijdig betrekken van de LEBZ bij zaken waarin hervonden herinneringen een rol spelen.