Beperk de vraag naar migranten door het aanbod van onderwijs zo te sturen dat het aansluit op een hoog ontwikkelde economie
In dit artikel:
Joop Hartog (emeritus-hoogleraar economie) betoogt dat Nederland niet moet proberen een krimpende of stagnerende bevolking te compenseren met blijvende immigratie. Voor een open economie als de Nederlandse levert meer inwoners per hoofd geen hogere inkomensniveaus op; wel leiden grotere bevolkingsdichtheid en groei vooral tot verslechtering van brede welvaart: congestie, ecologische en gezondheidskosten. Daarom pleit hij voor een beleid dat uitgaat van netto nul bevolkingsgroei en dus een beperking van de vraag naar immigranten.
In plaats van immigratie te gebruiken als een instrument om binnenlandse tekorten op de arbeidsmarkt op te vullen, moet volgens Hartog de productie- en arbeidsstructuur worden aangepast aan het beschikbare binnenlandse aanbod van arbeid. Dat betekent beleidskeuzes: hogere minimumlonen als we geen laagbetaalde sectoren willen, betere handhaving van arbeidsvoorwaarden waar binnenlands aanbod ontbreekt, en meer gerichte opleidingsinspanningen voor ambachtslieden en bèta’s als daar schaarste bestaat. Immigratie is geen structurele oplossing voor mismatches tussen functies en arbeidsaanbod; aanpassing van beloning, arbeidsomvang en opleiding is dat wel.
Een centraal thema is de rol van het onderwijsaanbod. In Nederland bepaalt de combinatie van bekostiging per student en keuzevrijheid van studenten grotendeels welke opleidingen groeien. Maar studenten beschikken vaak over beperkte of verstoorde informatie over toekomstige arbeidskansen, en hun voorkeuren sturen het aanbod. Hartog wijst erop dat het omgekeerde proces — het onderwijsaanbod dat de productiestructuur vormt — ook belangrijk is: een overschot aan juristen of communicatiespecialisten beïnvloedt vraag en maatschappelijke inrichting.
Ter inspiratie haalt hij Denemarken aan, waar centrale plaatsing en een ministeriële sturing van studieplaatsen het onderwijsaanbod explicieter afstemmen op arbeidsmarktcapaciteit en maatschappelijke keuzes. In Denemarken worden studievoorkeuren gerangschikt, en plaatsing geschiedt op basis van beschikbare plaatsen en soms op rangorde van middelbareschoolresultaten; het ministerie bepaalt het aantal plekken, met algemene en specifieke regels om instroom te beperken als uitslagarbeidsloosheidstructureel te hoog is.
Nederland heeft wél instrumenten om aanbod te sturen: de WHW maakt beperking van inschrijving mogelijk wegens capaciteit of arbeidsmarktnoden, en het mbo bevat expliciete eisen dat een opleiding alleen wordt aangeboden als er voldoende arbeidsmarktperspectief is. Toch blijkt numerus fixus in het hoger onderwijs beperkt en komt die in het mbo op vrij grote schaal voor, zelfs in sectoren die tegelijkertijd personeelstekorten rapporteren.
Hartog stelt dat met bestaande expertise (zoals de arbeidsmarktplanning van ROA) en het huidige wettelijke kader Nederland beter kan sturen op een gewenste aanbodstructuur: stimuleren van opleidingen die nodig zijn, en beperken van richting die onwenselijk of overbezet zijn. Dat vergt actieve beleidskeuzes en een herwaardering van planning boven blind vertrouwen in marktprocessen, met als doel een productie- en onderwijsstructuur die binnenlands arbeidspotentieel optimaal benut en negatieve effecten van bevolkingsgroei beperkt.