Begrazing en woelmuizen in de duinen van Texel
In dit artikel:
Onderzoekers bekeken in 2023–2024 op Texel of begrazing met runderen de dichtheden van woelmuizen beïnvloedt en daarmee het voedselaanbod voor de ernstig bedreigde blauwe kiekendief. In de duingebieden De Geul, De Bollekamer en De Nederlanden werden met inloopvallen woelmuizen gevangen, individueel gemerkt en met terugvangsten gebruikt voor populatieschattingen. Door een zeer zwak woelmuizenjaar in 2024 konden betrouwbare schattingen alleen voor 2023 worden gemaakt.
Resultaten laten zien dat tijdelijk onbegraasde duingedeelten de hoogste dichtheden hebben. In De Bollekamer (tijdelijk onbegraasd) werden de grootste aantallen gevonden: ongeveer 43 noordse woelmuizen en 22 rosse woelmuizen per hectare. In het begraasde De Geul lag de dichtheid van de noordse woelmuis circa 21 per hectare; voor de rosse woelmuis waren daar te weinig vangsten. In het continu begraasde De Nederlanden waren de aantallen laag. Deze dichtheden stemmen globaal overeen met schaarse buitenlandse gegevens. Voor de blauwe kiekendief lijken de gevonden aantallen echter op veel plekken te laag om als voorraadvoedsel (stapelvoedsel) te dienen.
Analyse van habitatfactoren toonde dat de noordse woelmuis vooral reageert op vegetatiehoogte, terwijl de rosse woelmuis naast hoogte ook wordt beïnvloed door voedselaanbod (kruiden, besdragende planten) en terreinhoogte. Omdat begrazing vooral de vegetatie laag houdt, heeft het stoppen met begrazing naar verwachting het sterkste voordeel voor de noordse woelmuis. Langdurige uitsluiting van begrazing stimuleert verruiging en struweel, wat gunstiger is voor de rosse woelmuis.
Concurrentie tussen soorten komt veel voor, maar op Texel lijken noordse en rosse woelmuis duurzaam samen te bestaan, waarschijnlijk dankzij variatie in reliëf en vegetatiestructuur; in homogeen droger terrein kan de rosse woelmuis de noordse verdringen. Opvallend is dat twee andere concurrerende soorten (aardmuis en veldmuis) in dit onderzoek in de duinen niet werden aangetroffen.
Onderzoekers willen de dataset uitbreiden door herhaling in betere woelmuisjaren om habitatvoorkeuren, soortinteracties en gevoeligheid voor begrazing beter te doorgronden. Die kennis moet uiteindelijk leiden tot beheeradviezen die zowel woelmuispopulaties als doelen zoals blauwe kiekendief en vegetatiebehoud beter kunnen dienen. Betrokken partijen zijn onder meer Stichting Bargerveen, De Zoogdiervereniging, Silvavir, Vogelbescherming Nederland en Staatsbosbeheer.