Bedrijven maken met grenstechnologie enorme winst op migrantenleed, ziet mensenrechtenadvocaat Petra Molnar

woensdag, 27 augustus 2025 (11:00) - De Groene Amsterdammer

In dit artikel:

Petra Molnar, Canadese advocaat en antropoloog, waarschuwt dat overheden wereldwijd digitale technologieën inzetten om migratiestromen te beheersen — vaak met schendingen van mensenrechten en zonder passende regulering. Haar interesse ontstond in 2017 toen ze ontdekte dat de Canadese overheid stilletjes experimenteerde met AI en algoritmische besluitvorming in het immigratiesysteem. Wat haar vooral schokte was de afwezigheid van publiek debat over de gevolgen voor vluchtelingen en andere kwetsbare groepen. Samen met collega’s publiceerde ze in 2018 het rapport Bots at the Gate, een vroeg mensenrechtenonderzoek naar grens‑technologie, en breidde dat werk later uit naar de EU, Palestina en de grens VS–Mexico. Vorig jaar verscheen haar boek The Walls Have Eyes, een mondiale studie naar migratie in het tijdperk van AI.

Molnar beschrijft een groeiend “panopticum” van technologie dat migranten vanaf het vertrekpunt tot ver na aankomst volgt: socialemediamonitoring en risicoprofielen vóór vertrek; massale biometrische dataverzameling in vluchtelingenkampen (vingerafdrukken, iris‑scans, stem); en aan de grens bewakingscamera’s, detectieapparatuur, drones en autonome surveillancesystemen die soms zelfstandig beslissingen nemen. Ze noemt ook viervoetige ‘robothonden’ met militaire camera’s en sensoren — technologieën die aan de grens getest worden en vervolgens door politie of andere actoren worden overgenomen. Binnen detentiesystemen verschijnen draagbare controlemiddelen zoals enkelbanden en gezichtsherkenning. Al deze systemen voeden internationale datanetwerken; er ontstaat als het ware een digitaal profiel dat “meereist”.

De inzet van zulke technieken wordt volgens Molnar gedreven door een politiek van uitsluiting en angst: migranten worden afgeschilderd als veiligheidsrisico’s, wat de publieke steun vergroot voor steeds strengere, technologisch aangedreven controlemethoden. Bedrijven profiteren mee; zij ontwikkelen veel van de systemen in publiek‑private samenwerkingen. Die commerciële “grens‑industriële” sector is lucratief en machtig, terwijl er nauwelijks mondiale druk of bindende regelgeving bestaat om misbruik tegen te gaan. Molnar wijst erop dat algoritmen vooroordelen reproduceren of versterken omdat ze leren van bestaande, discriminerende systemen — en dat fouten letterlijk levensbedreigend kunnen zijn, bijvoorbeeld door onterechte uitzettingen of het belemmeren van toegang tot asielprocedures.

Een opvallend casus in haar onderzoek is de rol van Israël als test‑locatie voor surveillancesystemen, waar technologieën op Palestijnen worden toegepast en later internationaal worden verhandeld. Molnar benadrukt dat veel van deze systemen eerst beproefd worden op mensen met weinig rechten — vluchtelingen, gevangenen, bezette bevolkingsgroepen — wat ethische bezwaren vergroot.

Regulering blijft achter doordat staten geopolitieke en economische belangen hebben bij snelle ontwikkeling van AI en grenstechnologie. Molnar betreurt dat advies van onderzoekers en maatschappelijke organisaties weinig effect had op recente wetgevingsinspanningen in de EU. In plaats van miljarden te steken in robothonden en gezichtsherkenning pleit ze ervoor middelen te richten op juridische bijstand en psychosociale hulp voor migranten.

Tegelijk ziet ze ruimte voor verzet en creativiteit: gemeenschappen en activisten ontwikkelen tegenmaatregelen (zoals make‑up of kleding die gezichtsherkenning verstoort) en vrijwilligers blijven levensreddend werk doen in grensgebieden. Molnar werkt verder aan onderzoek naar zulke vormen van verzet en hoopt het narratief rond migratie te veranderen, van ontmenselijkende controle naar hernieuwde aandacht voor mensenrechten en menselijke waardigheid.