Bart Nijman: wie over islamisering spreekt, wordt weggehoond
In dit artikel:
Arend Jan Boekestijn bekritiseert op Twitter Ayaan Hirsi Ali vanwege haar standpunten over islamisering, waarmee hij haar beticht van starheid. Deze reactie weerspiegelt een bredere tendens binnen zijn sociale kring om het thema islamisering te negeren of te bagatelliseren. Ayaan waarschuwt juist dat de Nederlandse Grondwet onvoldoende bescherming biedt tegen de groeiende invloed van islamistische ideologieën, en pleit onder meer voor het sluiten van islamitische scholen. Zij wijst op Artikel 23, waarin godsdienstvrijheid in het onderwijs wordt gegarandeerd, als een achterdeur voor ideologische islam en benadrukt dat deze scholen de harten en geesten van kinderen beïnvloeden, wat een fundamenteel probleem vormt voor sociale integratie en nationale samenhang.
Hirsi Ali signaleert een gevaarlijke ondermijning van de samenleving via verschillende instituties, waaronder media, politiek, moskeeën en ambtenarij. Ze noemt de islamitische scholen in Nederland madrassa’s en spreekt over een "links-islamistisch monsterverbond" dat de situatie verergert. Haar zorgen worden gedeeld door andere critici zoals Afshin Ellian en Ronald Plasterk, die wijzen op een linkse politiek die te veel rekening houdt met de moslimstem en islamisering onderschat.
Internationaal worstelen landen zoals Frankrijk eveneens met de invloed van organisaties als de Moslimbroederschap, die streven naar een kalifaat met sharia-wetgeving. In Frankrijk en elders wordt de discussie over islamkritiek vaak afgedaan als islamofobie, waardoor wezenlijke problemen worden genegeerd. Deze neiging om problemen te ontkennen of weg te relativeren leidt tot verdere ondermijning van de democratische rechtsstaat.
Tegelijkertijd verschijnen in linkse media verhullende teksten over bijvoorbeeld Hamas, waarbij de terroristische aard van dergelijke bewegingen wordt gerelativeerd, wat de polarisatie in het debat versterkt. Op Europees niveau pleiten negen landen, onder leiding van Italië en Denemarken, voor een strengere interpretatie van mensenrechtenverdragen om criminele en ondermijnende buitenlanders uit te zetten; Nederland weigert echter aan deze oproep mee te doen.
De confrontatie tussen de waarschuwingen van Ayaan Hirsi Ali en de defensieve houding van gevestigde politieke en intellectuele kringen zoals die van Boekestijn weerspiegelt een diepgaande kloof over de omgang met islamisering in Nederland en Europa. Deze kloof beperkt de mogelijkheid tot constructieve dialoog en lijkt de dreiging van islamistische ondermijning juist te versterken.