Autogigant Stellantis investeert in de VS en lijkt Europa de rug toe te keren

In dit artikel:

Autoconcern Stellantis (merken als Fiat, Opel, Peugeot en Jeep), met hoofdzetel in Amsterdam, trekt de komende vier jaar ruim 11 miljard euro uit voor investeringen in de Verenigde Staten. Het bedrag moet onder meer Amerikaanse productie flink opvoeren — onder andere door nieuwe fabrieken in Illinois en Michigan — en de lokale output ongeveer met de helft vergroten. Volgens het bedrijf levert dit ongeveer vijfduizend banen op en is het de grootste investering in de geschiedenis van Stellantis.

De stap is deels strategisch: door meer in de VS te produceren wil Stellantis importheffingen vermijden en zijn positie op de hobbelige Amerikaanse markt herstellen. CEO Antonio Filosa benadrukt dat het bedrijf daarmee aansluit bij de Amerikaanse ambitie om banen terug te halen. De beslissing markeert ook een koerswijziging ten opzichte van het beleid van voorganger Carlos Tavares, die meer naar lageloonlanden als Mexico richtte.

Tegelijkertijd kampt Stellantis in Europa met tegenvallende vraag; vorige maand werden tijdelijk acht fabrieken in Frankrijk en Italië stilgelegd. Ook speelt onvrede over Europees klimaatbeleid mee: Stellantis sluit zich, samen met merken als Volkswagen, Mercedes-Benz en BMW, tegen het voorgenomen verbod op nieuwe verbrandingsmotoren per 2035. De Duitse bondskanselier Merz lobbyt in Brussel voor uitstel van die deadline.

De zet van Stellantis volgt op vergelijkbare investeringen van andere autofabrikanten; Hyundai kondigde recentelijk ongeveer 4,3 miljard euro aan Amerikaanse uitbreidingsplannen aan — eveneens deels bedoeld om importtarieven te omzeilen.